David Mitchell was gevraagd de Van der Leeuwlezing te verzorgen in Groningen. Toen kon hij een dag later ook wel verschijnen op Crossing Border in Den Haag. Het werd een memorabel weekend. ,,We zitten middenin een reformatie, maar we hebben er nog geen naam voor.”

Vrijdag 1 november, Groningen

Hoe de lijnen lopen. In coronatijd was David Mitchell (1969) een van de weinige schrijvers die fysiek aanwezig waren op ILFU. Het Utrechtse literatuurfestival moest grotendeels via Zoom de lezer zien te bereiken, maar hij was er. Ionica Smeets zou hem interviewen.
‘s Middags belde uitgeverij Meulenhoff. Of ik een half uurtje eerder wilde komen, Mitchell wilde mij iets vragen. De uitgever wist ook niet waar het om ging. Daar zaten we dan, op de afgesproken afstand van elkaar, waarna hij mij voorstelde samen iets te schrijven. Om Daniel Lohues te citeren: ‘Ik kwam van mijn verstand’. Veel helden heb ik niet, maar David Mitchell is er een. Zijn oeuvre is fenomenaal, zijn taalbereik dieper en breder dan vrijwel iedereen. Taalregisters hebben voor hem geen geheimen. Om te voorkomen dat hij werd gepest, moest hij – als stotteraar – zijn woorden zorgvuldig kiezen. Ze moesten precies passen bij elke sociale laag.
En dan door hem uitgenodigd worden samen te schrijven. ,,Ik wil de Nederlandse lezer een cadeautje geven. We bedenken nog wel wat we precies gaan doen,” voegde hij er nonchalant aan toe.

Het mondde uit in een extra hoofdstuk dat werd toegevoegd aan de paperbackversie van zijn roman Utopia Avenue. ,,Schrijf jij het maar,” zei hij. Het werd een reportage in Gonzo-lightstijl gebaseerd op een zogenaamd interview dat ik per e-mail had gehouden met de hoofdpersoon van de roman. Wat natuurlijk niet kan, want die is fictief, maar Mitchell had hem bedacht, dus kwamen de antwoorden van hem. Er is geen fijnere manier om deadlocks en avondklokken te doorstaan dan te mailen met Mitchell in zijn rol van Jasper de Zoet, de Brits-Nederlandse gitarist van Utopia Avenue en nazaat van Jacob de Zoet, hoofdpersoon uit een eerdere roman van Mitchell, waar ook al een Nederlands tintje aan zat.

Tower of Story

Hoe de lijnen lopen. DM van Arjen Dijkstra (directeur van Tresoar in Leeuwarden) in zijn functie als voorzitter van de stichting die de Van der Leeuwlezing organiseert, en dat nu al 42 jaren achtereen. Of ik hem in contact kon brengen met David Mitchell. Lange lijnen kort: vrijdag 1 november stond de schrijver in de Martinikerk om zijn lezing te geven.

Titel: Tower of Story. Naar analogie van Leonard Cohen’s Tower of Song, het prijsnummer van zijn album I’m Your Man. Daarin beschrijft Cohen hoe hij in een toren woont waar alle songwriters verblijven, hijzelf zo’n honderd etages lager dan Hank Williams.

Mitchell positioneerde zichzelf niet op een bepaalde etage in de toren van de verhalenschrijvers, maar het beeld bood hem wel de gelegenheid te reflecteren op het fenomeen ‘verhaal’. Hij zou geen lezing geven over ‘the state of the novel’, sprak hij al snel.

Hij sluisde zijn gehoor – een volle kerk – ook slinks-komische wijze zijn referaat in door te vertellen hoe hij door Dijkstra was uitgenodigd, dat hij zijn afwijzende antwoordmail al klaar had, maar net op het juiste moment betrapte hij zichzelf op lafheid en zo kwam hij naar Groningen. Grappend dat hij Ulysses pas in coronatijd had gelezen, terwijl hij altijd had beweerd de roman van Joyce goed te kennen, en dat hij niet eens Nietzsche wist te spellen, kwam hij bij ‘het verhaal’. Samengevat: wij zijn verhalen. Citaat: ‘Identiteit en geheugen zijn gemaakt van verhalen’.

Mitchell presenteerde zichzelf als ‘wereldenbouwer’. ,,That’s my habbit.” Wie zijn werk kent, zal het beamen. Moeiteloos verbindt hij eeuwen, reist naar verleden, verkent toekomsten. Personages keren terug of zijn familie van elkaar. ‘Er konden nooit te veel details zijn’, sprak hij.

I was there

Ook legde hij Groningen zijn idee van IWATH voor, wat staat voor I was there. Hoeveel fantasie ook, hij wil altijd de lezer de suggestie meegeven dat hij ter plekke is geweest, dit voor de geloofwaardigheid. Een IWATH is een kenmerkend detail. Daderkennis, als het ware. In een interview met de Volkskrant gaf hij als voorbeeld de geur van schapenpoep die de reiziger verwelkomt bij aankomst op het vliegveld van Cork – Mitchell woont in Ierland.

Een mooie lezing. Later bleek dat hij een tekst van wel anderhalf uur had geschreven en dat Arjen Dijkstra die voor hem had ingekort. Mogelijk komt er in samenwerking met een Groninger boekhandel een boekje van, met de complete tekst.

Waarna Ionica Smeets een co-referaat hield. Wetenschapper en columnist. Tower of Science heette haar toren. Ze doceert wetenschapscommunicatie, een vak dat zich net zo goed bezighoudt met verhalen als Mitchell’s schrijverschap, alleen dan net vanaf een andere kant. Immers, droge wetenschappelijke rapporten, onderzoeken en uitkomsten moeten wel worden ‘verpakt’ als tekst. Smeets was wel eens door stugge natuurkundigen voor de voeten geworpen dat zo – mijn woorden – de feiten worden verdoezeld. Maar ze kunnen niet alleen staan. Wat Smeets tot de mooie uitsmijter ‘Verhalen kunnen zonder feiten, maar feiten niet zonder verhalen’ bracht.

Zaterdag 2 november

‘s Morgens neemt Arjen Dijkstra de schrijver mee naar Franeker voor een bezoek aan het planetarium van Eise Eisinga. Dijkstra heeft niet alleen een biografie over de bouwer van het planetarium geschreven, maar ook een boek over het unieke bouwwerk zelf – compleet met een editie voor kinderen: De Hemelbouwer.

Niet uitgesloten kan worden dat Eisinga en zijn levenswerk ooit opduiken in een roman van Mitchell. Planeten, tijdreizen – hij moet onder de indruk zijn geweest. In eerder werk, met Jacob de Zoet bijvoorbeeld, liet hij zich inspireren door de Zeeuwen; waarom niet ook nog eens door de Friezen?

‘s Avonds om 19.00 uur betreedt hij een zaal in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag. Omdat hij vrijdag in Groningen was, kon hij zaterdag wel op Crossing Border verschijnen. Hij was er niet voor het eerst. In 2003 was hij er ook. Ik interviewde hem daar voor de GPD-dagbladen. ,,Mijn eerste interview ooit”, herinnert hij zich. Het was het jaar van Monica Ali en haar roman Brick Lane. Om ruimte te besparen wilde ik ze graag samen op de foto. Dat vonden ze prima. Later kwam Mitchell mij bedanken dat hij samen met haar op de foto mocht. Ze stonden toen ook al samen op de Granta-lijst met Best of Young British Novelists.

Contouren van Cloud Atlas

Een memorabele dag ook om een ander verhaal. Hij vertelde mij die dag over een volgend boek, de roman waarvan hij nu zegt dat die zal worden genoemd in de eerste alinea van zijn in memoriam na zijn overlijden: Cloud Atlas.
,,Zes novellen met elk twee stemmen. Wacht, ik zal het je laten zien.” Hij sloeg zijn notebook open en liet de structuur van de roman zien. Later zou hij er nog veel aan veranderen, maar dat was de fonkelende kern van een roman die wordt gerekend tot de beste van het millennium tot nu toe.

Het is verstikkend warm in de zaal, een zaal die veel te klein is voor een schrijver van zijn statuur, het zij zo. Hij trekt zijn jasje uit – ,,schrijversjasje gekocht in Sydney” – en laat zien dat hij twee T-shirts draagt. Een met korte mouwen over een met lange mouwen – heel charmant. Hij moet er zelf ook om lachen. Zijn oren zijn knalrood van de hitte.

Zeeuwen, Friezen, Tukkers

Of Klaas de Vries er is, vraagt hij nog voordat het interview begint. Klaas de Vries, componist van Wake, de opera waarmee de vuurwerkramp van Enschede werd herdacht. Tussen de Zeeuwen en Friezen bevinden zich ook de Tukkers, wel helaas een vergeten episode. Na afloop: ,,Maar ik werk nu weer aan muziektheater en dan heb ik toch veel aan de herinneringen aan Wake en aan de ervaringen.” Minzaam: ,,En aan de missers. Je leert altijd.” De Vries is er niet.

Toef Jaeger interviewt hem. Mitchell spreekt over het imposter-syndroom dat hem kennelijk wel eens teistert: angst om betrapt te worden als bedrieger. ,,Ik verwacht elk moment dat de literatuurpolitie binnenkomt, mij afvoert en mijn trofeeën afpakt.”

En over hoe hoog hij de lat heeft gelegd. ,,Ik kan geen boek inleveren dat niet beter is dan het vorige. Daarom duurt het ook zo lang.”
Ook na afloop: ,,Volgend najaar is er een nieuw boek. Dit bezoek aan Nederland heeft me zeer geïnspireerd. Ik moet de lezers niet langer laten wachten.”
Wat het wordt? ,,Een ander boek. Ik kan niet altijd Cloud Atlas schrijven.”

We zitten midden in een reformatie

Hij is niet iemand die in zijn werk met de actualiteit schermt. Hij is sowieso van ‘show, don’t tell’. ,,Heb ik van Flaubert,” zei hij jaren geleden al eens. Maar de toestand in de wereld houdt hem wel degelijk bezig. Gaza bijvoorbeeld, en de ruk naar rechts, en minder tolerantie van de mening van de ander. Hij weet het, met uiteraard een verwijzing naar taal, prachtig te verwoorden: ,,We zitten middenin een reformatie, maar we hebben er nog geen naam voor.”

Om kwart over tien, in de foyer van de Koninklijke Schouwburg is het stervensdruk. Platendraaier Wim Behre draait Charlie Crockett. Telefoon. David Mitchell. ,,Laten we een biertje drinken. En laten we weer eens samen schrijven.” De handdruk bezegelt even later de deal. ,,Ik bedenk wel iets. Wacht, ik loop wel even naar de bar.”