Opmerkingen bij wat nu speelt in kunst & cultuur

er gebeurt wanneer Gary Kemp, vroeger van Spandau Ballet, een interview geeft op de BBC.

Ik herkende hem niet terug en het geluid stond te zacht. Zo begreep ik pas na een paar minuten dat Jools Holland in zijn BBC-programma Later with Jools in gesprek was met Gary Kemp. Ooit was hij – Kemp – de gitarist van Spandau Ballet, een popgroep die de glimmer terug bracht in de Engelse pop nadat de punkers met hun harde gitaren, geschreeuwde woede – soms fenomenaal gekanaliseerd tot perfecte songs – en veiligheidsspelden de boel hadden opgefrist, dan wel op stelten hadden gezet – het lag er maar aan aan welke kant je stond.
Het was natuurlijk prima dat new-wave zo snel de bres, die de punk had geslagen in het beton van de gezapige pop, had gebruikt om het avontuur terug te brengen in de popcultuur. Maar Spandau Ballet was wel erg gestileerd. Geen wonder dat Tony Hadley, de zanger met het gladde kapsel, nog niet zo veel later, toen alles was uitgekristalliseerd en het avontuur allang weer in burgerlijkheid was geblust, voor de Heineken Night Of The Proms in Ahoy’ werd uitgenodigd om ‘True’ en Gold’ te zingen, de ongerimpelde hits, geschreven door Gary Kemp. Zo gepolijst dat het welhaast schreeuwde om een nieuwe aanval van punk – of wat in die tijd al aan de harde kant van het spectrum was ontstaan; een spectrum inderdaad, zo divers dat het met geen mogelijkheid meer onder te brengen was met een vierletterig woord.

Gary Kemp zat bij Jools Holland promotie te maken voor een tentoonstelling in het Designmuseum in Londen – de naam gaf al een hint, daarover zo meteen meer.
Er is een box-set uit met het vroege werk van Spandau Ballet, uit de tijd dus, echt begin jaren 80,  dat de band in de Engelse muziekpers niet al te vriendelijk werd onthaald. Geruchten gingen over een flirt met extreem-rechts gedachtengoed, en symboliek ook. Op de hoes van de eerste elpee, Journeys To Glory, uit maart 1981 – opgenomen nog geen tien dagen voor de release – stond een beeld van torso van een gespierde Griek zonder hoofd. Engelse bands mochten overigens graag prikkelen. Joy Division is genoemd naar een afdeling vrouwelijke slaven die in een nazi-kamp misbruikt werden door nazi-officieren. Niet uit sympathie, die bandnaam, werd snel gezegd, maar om de voorliefde voor duistere thema’s.

En dan had je Oi! Basale punk die al snel werd geassocieerd met fascisme, nazisme en racisme. Wat dan ook meteen weer werd ontkend door de deelnemende skinheads, al kwam de beweging nooit van de slechte naam af.

In het boek Sweet Dreams, waar Dylan Jones de geschiedenis van de Engelse pop uit die tijd heeft beschreven, de tijd van de New Romantics, zei Gary Kamp daarover:

“Wij spraken niet met de muziekpers, omdat we geen interesse hadden om hen te proberen overtuigen dat wat wij deden goed was. Ze geloofden niet dat we van de arbeidersklasse waren en probeerden ons af te schilderen als middenklasse-Tories. De muziekbladen van die tijd zaten vol met blanke jongens uit de middenklasse die het er moeilijk mee hadden dat wij uit sociale huurwoningen kwamen. Ze wilden geloven dat we rechts waren, maar dat waren we totaal niet. We kwamen allemaal van de Access Road in Islington, en we hadden geen enkele sympathie of iets wat ook maar in de buurt kwam van rechtse ideeën. We waren ook commercieel, wat in die tijd op zichzelf al een politieke daad was. We wilden gewoon vooruitkomen en onze situatie verbeteren. We wilden succesvol zijn, we wilden beroemd worden, en we zagen niet in waarom we ons daarvoor zouden moeten schamen.”

Daar ging het allemaal niet over bij Jools. En eigenlijk ging het ook niet over muziek, waar ik me als liefhebber van de muziek uit die tijd vaak over heb verbaasd en me nog over verbaas. Punk en new-wave en het wijde spectrum aan stijlen dat er achteraan kwam, draaide eerder om mode dan om muziek – of, oké, muziek en mode samen dan. Maar als radioluisteraar – John Peel ’s avonds – en plantenkoper – Boudisque, Concerto en Get Records – zag ik dat minder. En ik hoorde des te meer.

Kleding dus. Hoe je eruit zag. Wat je aan had.
Vergeet niet dat Malcolm McLaren, de manager van Sex Pistols weliswaar eerder een platenzaak had gehad, maar dat hij zich onder invloed van zijn vriendin Vivienne Westwood zich vooral richtte op de uitdossing van bands. Geen misverstand: zij was het brein hierachter. Al in 1973 kleedden zij in New York The New York Dolls aan, de proto-punkband waar zelfs nog een snufje glamrock in zat, de trend uit begin jaren zeventig, met ook David Bowie en T. Rex.

Kleding was ook in de glamrock al net zo belangrijk als de muziek. Extravagant moest het zijn, maar niet al te elitair. In clips en tv-optredens (TopPop) moest de kleding al net zo frapperen als de muziek. Sweet, Slade, Gary Glitter, maar ook de hoge hakken van Elton John en zijn oversized brillen. En Roxy Music. Van Bryan Ferry begin jaren zeventig loopt qua verschijning een rechte lijn naar Tony Hadley tien jaar later.

En daar ging het over bij Jools. Hoe belangrijk de kleding was. Zonder extravagante uitdossing kwam je in Londen op dinsdagavond de Blitz niet in, the place to be voor weer een volgende fase in de immer dynamische scene in Londen. Dat kan alleen in wereldsteden: een club die op dinsdag de trend zet.

De tentoonstelling in het Designmuseum gaat over die club, waar de man aan de deur een zeer strikt beleid voerde. Je kwam daar niet zo maar binnen. Al hoefde het niet om dure merkkleding te gaan, zelf genaaide kleren konden ook. Kemp vertelde dat zijn moeder al eens een broek voor hem had gemaakt.

Na een tijdje al werd Spandau Ballet het huisorkest van de Blitz. Boy George – over uitdossen gesproken – heeft er gewerkt. Boy George, hij van Culture Club. De Engelse popmuziek had tegen die tijd de boze ernst van punk allang afgelegd. Het was de tijd van de New Romantics, de beweging die geen beweging was, maar a way of life die overigens al was begonnen vóór de punk alles open brak.
De New Romantics kozen eerder synthesizers dan gitaren als hun voornaamste instrumentarium, al gold dat niet voor alle bands. Het is een ruime parasol waar bands onder vallen als Depeche Mode, Ultravox, Wham!, Soft Cell, Eurythmics en, ja, ook Spandau Ballet.
Kleding leverde de stijl, de bands de hits. Er was zelfs sprake van een Second British Invasion. Opeens stonden er weer veel Britse hits in de Amerikaanse hitparade, iets was de punks nooit was gelukt – en ook niet zozeer naar hadden gestreefd, al traden Sex Pistols wel op in de VS, met desastreuze gevolgen.

De geschiedenis van de New Romantics is prachtig vastgelegd door Dylan Jones in 2020 in zijn bijna 700 pagina’s dikke boek Sweet Dreams (uitgeverij Faber). Genoemd inderdaad naar de hit van Eurythmics (inmiddels meer dan 1,7 miljard keer beluisterd via Spotify) en met de ondertitel From Culture Club to Style Culture. Wie aan het boek begint met het idee dat het vooral over muziek gaat, fout. De hele cultuur, van subcultuur tot leidende mainstream. Met de mode voorop en de muziek als soundtrack.
Hier een citaat uit de inleiding:

‘De Blitz was een scheppingsmythe, en de meesten die erbij betrokken waren, geloofden er ook echt in. Vanavond draaide alles om goddelijke decadentie. Aan de achterwand stond een meisje in een zwarte, met kralen bezette jurk en een bandeau, met in haar hand een lange sigarettenhouder, terwijl ze een houding aannam. Heel Cabaret, een beetje Night Porter.

Bij de trap stonden twee jongens stiekem te zoenen. Direct naast hen deden twee meisjes hetzelfde, al wat opzichtiger. Er waren meisjes met brandweerrode lippen, en jongens met zo zwaar aangezette eyeliner dat het wel permanent leek.
En zodra je terugging naar de dansvloer, overviel de muziek je. Yellow Magic Orchestra, Space, Ultravox, Eno, Fad Gadget, Sparks, Grace Jones, Thomas Leer, Cerrone, Psychedelic Furs en Bowie. Natuurlijk heel veel Bowie.
En zo ging het maar door — een constante draaikolk van geautomatiseerde Duitse beats, hard-edge Europese disco, synth-gedreven, baszware en hoekige klanken. Kraftwerk en Gina X, Giorgio Moroder en Donna Summer, en wat vroege Roxy Music: robotachtige geluiden, engelachtige houdingen en onbeweeglijke kinnen. In een zaal die probeerde het verleden te verbeelden, leek de muziek juist uit de toekomst te komen, als een soort welwillende sciencefictionbegeleider.’

En dat omdat Gary Kemp even in beeld was op de BBC.

Foto: Taylor Herring

Interessant wat…

deze week gebeurt rond de debuterende schrijvers en hun boeken in De Groene en NRC. Beide media hebben recensies gebundeld van eerste boeken. NRC vier, De Groene vijf. In totaal geen negen, maar acht, want zowel krant als weekblad bespreekt Teddy Tops – en beide noemen Annie Ernaux’s De jaren als inspiratiebron voor Tops’ mooie roman Egelskop.

Waarom gebeurt dit eigenlijk? Het enige dat de debutanten delen is dat dit hun eerste roman is – het zijn alle acht romans. NRC vindt dat deze vier ‘eruit springen’, De Groene kiest als paraplu: ‘hun ambitie en energie’.
In NRC merkt Thomas de Veen in een korte inleiding op het klosje recensies op dat deze vier ‘nieuwe stemmen’ citaat ‘de Nederlandse literatuur een stukje kleurrijker maken’. Waarbij wortels in Afrika, Suriname en ‘de provincie’ leiden tot ‘taalgebruik dat niet de standaard volgt’.
Toch kom ik niet los van het idee dat de redacties van krant en weekblad hebben gedacht: wat zijn er ineens veel aardige debuten, laten we ze eens op een hoop gooien.
Een tijdje terug klaagde Michelle van Dijk, schrijfster, recensente en ook heeft zij Couperus naar een hedendaags Nederlands overgezet, op Bluesky over de nieuwe bijlage Zondag bij de Volkskrant dat er te zelden recensies van Nederlandse literatuur in staan (en dus niet de boekenbijlage vervangt), laat staan debuten. Zo bezien zijn de bundelingen van NRC en De Groene winst, al valt erop af te dingen dat als het werkelijk belangrijke debuten waren ze een ruimere ruimte hadden verdiend.
Wel fijn uiteraard, om op een hoge noot te eindigen, dat er plots zo veel debuten zijn, fictie nog wel, in een tijd dat het allemaal niet meevalt. En dan moet ik altijd denken aan de woorden van Willem Bisseling (van SBK Agency) dat alle wannabe-debutanten zelf juist eens debuten moeten kopen. Om elkaar voort te helpen.
(17 oktober)

Interessant wat
je zoal aantreft als je bladert door boeken die je net hebt gelezen en nog eens ter hand neemt om er nog eens bij stil te staan. Om gedachten nog eens te lezen, in de hoop ze dieper op te slaan dan bij eerste lezing.
Vanmorgen viel het kabinet en in een van de boeken waar ik delen van herlas trof ik deze passage:
‘Kijkend naar de huidige stand van veel westerse democratieën – Hongarije, Italië, straks misschien Frankrijk en nu al de Verenigde Staten – lijken al deze landen het toenmalige Athene vooral langs rechts te willen inhalen. Het gaat opnieuw richting autocratie en oligarchie, en inderdaad meer dan we ons ooit hebben kunnen voorstelen. Ook Nederland helt over, met zijn spectaculaire nieuwigheid. Er is een niet-verkozen premier aangetreden, die nog nooit in zijn leven één stem heeft behaald. Alsof je een politiek leider inhuurt via een uitzendbureau. Niemand weet wat Perikles daarvan gevonden zou hebben, maar ik heb een donkerbruin vermoeden’.
Mooi, dat ‘donkerbruin’.
Het is een fragment uit de Homeruslezing van Tom Lanoye: Het drama van de tragedie.
In zijn lezing laat Lanoye zijn gedachten dwalen over de kern van de tragedie: het dilemma binnen een personage dat zowel denkt als voelt. En hij vraagt zich af waar het dilemma is gebleven.
Lanoye’s lezing komt na die van Ilja Leonard Pfeijffer van vorig jaar: Is geschiedenis fictie? Pfeijffer, die net de bronnen van zijn magnum opus Alkibiades heeft doen uitgeven. Ook over de democratie van Athene, ook met lijnen naar de tijd van nu. Dat boek is een aparte bespreking waard. De Homeruslezing van Tom Lanoye is verschenen bij Athenaeum – Polak & Van Gennep.
(3 juni)

… er gebeurde toen ik dit las in Hoe een reebok ons leven redde van Ota Pavel, het tweede deel van zijn jeugdherinneringen, deze week te verschijnen bij Koppernik:

‘Ook het verleden van mijn vader was al met al welbekend. Voor hij bij die beroemde Zweedse firma Elektrolux in dienst trad, handelde hij in huisgemaakte brandblussers van het merk Toetanchamon. Het was bekend dat menig fabriek na tussenkomst van Toetachamon was afgebrand.’

Maar dat ken ik, toch? Een soortgelijke zin had ik zo pas nog gelezen. Bijna even en passant als deze. Alleen in welk boek? Alle boeken doorgebladerd die ik voorbije maanden heb gelezen. Ik meende ook nog eens zeker te weten dat het, net als bij Pavel, op een linkerpagina stond – en dat heeft mij mogelijk genekt. Want ik heb de passage nog altijd niet kunnen vinden. Was het bij Benali? Nee, daar gaat de vader al vroeg dood, en volgens mij ging het bij de gezochte passage ook om een vader.
Bij Veronesi dan? Nee, daar heb ik ook de pdf van, wat het zoeken vergemakkelijkt, maar in Zwarte september komen geen brandblussers voor.
Bij Jacobsen? Nog altijd een goede kandidaat, alleen kan ik het niet vinden.
Lang verhaal kort kan niet meer, maar in het kort komt het hier op neer: ik weer het nog steeds niet. Help!
(7 april)

… er gebeurt wanneer drie schrijvers van 40 jaar of jonger in relatief korte tijd, namelijk tussen 19 februari en 29 maart, stukken publiceren in verschillende kranten en tijdschriften over de aandoeningen/ziektes waar ze aan lijden.
Philip Huff in De Groene een essay over ziekten en metaforen, met zijn eigen verhaal.
Thomas Heerma van Voss, ook in De Groene, over Over ziek zijn, een tekst van Virginia Woolf – en over zijn eigen ziekte.
Mariken Heitman in de Volkskrant over gender, maar meer dan en passant over haar ziekte.
De vraag ligt dan al snel voor de hand: zijn dit voorpublicaties uit een boek met bijdragen van (“jonge”) schrijvers wier gezondheid te wensen overlaat? Zo’n gekke gedachte is het niet, want aan de korte tekst van Virginia Woolf, in zelfs een nieuwe editie van dit boek, zijn bijdragen van schrijvers toegevoegd – haar stuk beslaat maar een paar pagina’s. Onder anderen Babs Gons, Lieke Marsman en Jan van Mersbergen schreven een reactie op het korte essay van Woolf.
Maar nee. Op mijn vraag op Bluesky antwoordde Thomas Heerma van Voss: ‘Voor zover ik weet komt er niet zo’n boek, nee’.
(31 maart)

Bij Scurati deel 1 beginnen
…Berend Sommer in de Volkskrant schrijft over deel 4 van de grandioze non-fictieromanreeks M van Antonio Scurati, waarbij M staat voor Mussolini en de rest van de titel is dit keer: Het uur van de waarheid.
Sommer beweert al in de inleiding: ‘Je hoeft de vorige delen niet te hebben gelezen: Antonio Scurati grijpt je meteen bij de lurven’.
En dat nu is een misverstand.
Uitgevers en schrijvers van meerdelige romans beweren bij voortduring, en bij ieder volgend deel, dat het nieuwe boek ook kan worden gelezen zonder dat je de eerste delen kent. Verkoop je van deel 1 10.000 exemplaren, dan worden er dat bij deel 2 7500 of zoiets.
Mathijs Deen zei laatst dat deel 5 van zijn Waddenthrillers het laatste zal zijn, en dan beweren ze bij deze reeks nog niet eens dat je de eerdere niet gelezen hoeft te hebben.
Hoe gaat het verder met de serie van Bert Wagendorp rond Abel Sikkink? De eerste delen in mid-price. En daarna?
Toen ik begon aan M – Het uur van de waarheid was juist de eerste gedachte: blij dat ik de eerste drie al gelezen heb. Dit boek begint met de dood van Italo Balbo wiens vliegtuig uit de lucht wordt geschoten. Italo wie? Om dat te weten moet je echt de eerste delen hebben gelezen. Hoe Scurati het ook samenvat, voor de achtergrond van Balbo en zijn relatie tot Mussolini moet worden verwezen naar de eerste drie delen.
De afgelopen dagen vroegen op Bluesky opvallend veel geïnteresseerden of ze bij deel 4 konden beginnen. Het antwoord: nee.
Wees blij dat je nog aan deze unieke reeks kunt beginnen. Samen vormen ze een meesterwerk. En er komt nog een deel. Ook daar niet beginnen. Geen sluipweggetjes. Scurati, deel 1, en dan spreken we elkaar weer.
(27 maart)

Poezie versus het verhaal
… wat er gebeurde toen dichter Alara Adilow op 25 maart een opiniestuk in NRC publiceerde waarin ze vaststelde dat haar metier – het dichterschap – in media en waardering in literaire kringen vrijwel afwezig is.
‘Er is geen brede canon, geen structurele bespreking van stromingen, geen publieke interesse voor de geschiedenis of ontwikkeling van het genre.’
(Net deze week werd aangekondigd dat van Graa Boomsma eerdaags een grote studie over de Vijftigers verschijnt, maar toeval bestaat in de vorm van de uitzondering die de regel bevestigt.)
Ze verwijst naar de lijst met beste vijftig boeken van deze eeuw (waar weinig poëzie in staat), van ook NRC en De Standaard en schrijft dan: ‘In diezelfde top-50-lijst valt namelijk iets anders op: bijna alle romans worden geprezen vanwege hun ‘verhaal’. Het verhaal is de maatstaf geworden.’
Dezelfde avond kende de jury van De Boon de prijs toe aan Oroppa van Safae El Khannousi, een roman met verhalen in verhalen in verhalen: ‘een duizelingwekkende draaikolk van een vertelling’.
(26 maart 2025)

Adolescence
.. de scriptschrijvers van Adolescence hebben bedacht om kritiek op hun serie vooraf te paraderen. Ze hebben de kritiek ingebouwd. Adolescence concentreert zich op de jongen van 13 die een meisje neersteekt en zijn familie. In de tweede aflevering baalt detective sergeant Mischa Frank dat bij alles, in de media, de rechtszaak en hoe de moord de geschiedenis in zal gaan, de nadruk zal worden gelegd op de dader, Jamie Miller.
(Dit is geen spoiler, dit weet de kijker meteen.)
Over slachtoffer Katie zal het niet meer gaan, vreest ze. En dat is dus precies wat in de serie gebeurt. De dader staat centraal, over het slachtoffer komen we bijna niets te weten. Of Jamie Katie’s moeder wellicht excuses aan wil bieden, wordt hem gevraagd. Ook Katie’s moeder blijft volledig buiten beeld. Weet iemand Katie’s achternaam nog?
(25 maart 2025)

Foto: Marco De Stabile