Met een slim beroep op wat het museum zelf in huis heeft, toont Rijksmuseum Twenthe hoe sterk in de Middeleeuwen de rol van de zintuigen was bij de beleving van het geloof.
Daar staat -ie. Hij woont hier, dus zo gek is het niet. De palmezel staat ‘op zaal’ zoals hij eigenlijk altijd doet. Immers, ik herhaal, omdat hij hier woont. Hij is niet de eigenaar van het Rijksmuseum Twenthe, maar zo gedraagt hij zich wel en het scheelt ook niet veel. Ook al omdat vaste bezoekers weten, en mogelijk ook zij die er voor het eerst komen al snel merken, dat hij het beeldmerk van het RMT is.
Deze weken is het gevoel dat het museum om hem draait nog sterker dan voorheen. Hij is de blikvanger van de tentoonstelling ‘Zien & Geloven. Zintuigelijke ervaring in de late middeleeuwen’. Hij bevindt zich bovendien zo ongeveer halverwege de kruisweg langs de zintuigen die het RMT als slimme leidraad voor deze expositie heeft bedacht. Elk van de kenmerkende alkoven is gewijd aan een van de zintuigen, gekoppeld aan geloven. Zien & Geloven natuurlijk. Ruiken & Geloven. Proeven & Geloven. Et cetera.
In een van de grotere zalen staat die palmezel. Als baken. Christus niet te paard, maar te ezel en dan samen op een plank met wieltjes. Jezus zit rechtop. Teugels heeft hij niet, de ezel mennen zou toch niet lukken, want de plank rolt in plaats van dat de ezel loopt. Ezels hebben de naam dat ze notoir stilstaand kunnen zijn. Dan is zo’n plank op wieltjes een oplossing.
De palmezel van Enschede is zuid-Duits. Uit de veertiende eeuw. Onderdeel van processies, toen, met palmpasen. Nu is het andersom: staat hij stil en lopen de vele bezoekers hem voorbij.
In nieuw bezield verband
Zoals ze voorbijlopen al wel meer objecten – schilderijen, beelden, boeken – uit de middeleeuwen die het RMT in bezit heeft. Vele bruiklenen, uiteraard, maar relatief gezien, denk ik, wordt hier rijkelijk veel geput uit wat Enschede zelf bezit. Het RMT heeft een collectie van 8000 werken en die worden met enige regelmaat in een nieuw bezield verband bij elkaar geplaatst. Schrijver Atte Jongstra werd al eens in het depot losgelaten en hij toverde toen de mooiste, gekste en met elkaar botsende kunstwerken tevoorschijn. De vaste collectie is niet zo vast, maar wordt steeds weer in een andere bloemlezing tentoongesteld.
Nu zijn de late Middeleeuwen zoals het zo lelijk heet ‘de insteek’ – mijn woorden. De nuance van ‘late’ laat onverlet dat we nog altijd te maken hebben met een periode van eeuwen. Dat is gewoon lang. De Gouden Eeuw is al een forse afbakening. Kunst periodiseert graag op basis van eeuwen. Ooit was het RMT in Nederland het museum van de achttiende eeuw. Dat is het al lang niet meer. Baanbrekende tentoonstellingen waren er recent van vrouwelijke kunstenaars als barokschilder Artemisia Gentileschi en Sofonisba Anguissola. En de Futuristen. En de tekenaars Carlijn Kingma en Kees Stoop.
Dat blijf ik benadrukken, zoals ik nu weer niet begrijp waarom het RMT met het oog op de 3,9 miljoen Duitsers die jaarlijks Enschede bezoeken geen Duitse informatiebordjes bij de kunstwerken plaatst en wel Engelse. Maar goed, geen stokpaardjes, laat het berijden maar over aan Christus op een palmezel.
De Middeleeuwen is als tijdsaanduiding een vage stapel. Daar komt bij dat veel van de kunstwerken uit die tijd moeilijk aan een precieze datum kunnen worden gelinkt. Veel kunstenaars werkten – voor kerken en andere religieuze instellingen, en de heersende klasse – anoniem en in opdracht. Hun geboorte- en overlijdensdata zijn vaak niet bekend of een gissing.
‘Meester van de Heiligenfiguren’ is op zich een mooie naam. Eerder een naambord bij het atelier dan de naam van de man zelf. Zijn professie, niet de man. Uit Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen is Triptiek met de heilige Christoffel, Antonius en Hiëronymus naar Enschede gekomen. Datering: circa 1510 – 1520.
Ter lering vooral
De wanden van de alkoven zijn diep-paars. Dat werkt heel goed omdat de uitlichting sterk is uitgevoerd. Niet leidt af. En zo is bijvoorbeeld Zeven werken van Barmhartigheid prachtig te bestuderen. Het was voor middeleeuwers (ruim nemen, ook dit is van 1510, uit Haarlem) een leerstuk. De daden die je als gelovige hoorde te doen. Voor anderen, voor de medemens, voor een plek in de hemel. Met rechtsonder de opdrachtgevers. Om te laten zien dat ook zij goed waren voor de medemens en respect verdienden. Onder andere door hen dit leerstellige werk, tevens van grote schoonheid, aan te bieden. Wij dachten aan jullie, denken jullie dan goed over ons? Ook dit werk is van het RMT zelf.

Het belang van kleuren wordt uitgelegd en de rol van muziek bij de missen en diensten. Altijd weer een moment om te beseffen hoe stil de Middeleeuwen moeten zijn geweest in vergelijking met de onontkoombare geluiden van tegenwoordig – auto’s, radio’s, streamingsdiensten, apparaten, heavymetalconcerten. Het wonder van muziek, te horen in kerken, moet mensen aangetrokken hebben.
Zwavel, wierook, altaarbel – de interactie
Uiteraard is er ook interactie. Alleen kijken is er niet meer bij in de musea. De bezoeker mag voelen aan was en zachtere steensoorten, mag ruiken aan zwavel en wierook en mag een altaarbel laten rinkelen. Een van de jongere bezoekers laat zo’n kans uiteraard niet aan zich voorbijgaan en roept het hele klooster bij elkaar. Een oudere dame, niet zijn oma, wijst hem terecht. Barmhartigheid is mooi, maar moet niet te hard rinkelen.
Proeven kan ook, maar zo mooi als in de dertiende eeuw – dus maar liefst tweehonderd jaar vóór de Antwerpse triptiek – wordt het niet. Destijds slikten mensen stukken papier door waar een genezende tekst op stond of een afbeelding van Christus of Maria. ‘Men ging er vanuit dat de prentjes de genezende krachten van de heiligen rechtstreeks overbrachten op degenen die ze doorslikten’.
Wat de associatie oproept aan hoe Gods woord de ouderling voedt. Werd in deze tijd nog maar zo’n geloof gehecht aan de kracht van het geschreven (of getekende) woord.
Zien & Geloven. Zintuigelijke ervaring in de late middeleeuwen’. Rijksmuseum Twenthe, Lasondersingel, Enschede. Tot en met 4 mei.
