De (her)ontdekking van vrouwelijke kunstenaars uit het verleden, uit de Renaissance, maar ook uit de 20ste eeuw, gaat gestaag door. De tentoonstelling ‘Marianne von Werefkin, pionier van het expressionisme’ in Zwolle mag niemand zich laten ontgaan.

Marianne von Werefkin:
‘Ik ben meer man dan vrouw. Alleen de behoefte om te behagen en medelijden te hebben maken me een vrouw. Ik ben geen man, ik ben geen vrouw, ik ben ik’.

Eerst zijn er de handen. Omdat ze er niet zijn. Op het eerste schilderij dat ik zie – ik ben weer eens in de verkeerde zaal begonnen – zitten vrouwen samen op een bankje. De handen over elkaar of weggestoken. Het voelt als een statement. Niet dichterbij komen. We hebben even genoeg aan onszelf. Of zelfs: bemoei je met je eigen zaken.

Een andere wand. Hier hangt ‘Tragische stemming’, tempera op papier en karton, vervaardigd in 1910 door Marianne von Werefkin.
Links in beeld een blonde vrouw in een rode jurk met korte mouwen. Ze draagt er een zwart schort overheen en lijkt met de rug naar haar eigen schilderij te staan. Ze kijkt links de afbeelding uit terwijl ze dus links staat, haar rug gekeerd naar een man, helemaal rechts, in het zwart die naar haar kijkt. Hij staat bij een soort boerenschuur.

Haar houding is hetzelfde statement als dat van de vrouwen op het eerste schilderij. Demonstratief, dat is het woord, demonstratief heeft de vrouw de blote armen over elkaar geslagen. Ze heeft zichzelf ongenaakbaar gemaakt. Is het verbittering, is het woede, machteloosheid? Haar gelaat zegt verder niets. Het is leeg, dat wil zeggen: geen ogen, geen neus, geen mond. De expressie zit in de armen.

Tussen de vrouw en de man is het landschap – een akker – rood, een net even andere tint dan de jurk van de vrouw. De weg tussen haar en de man is nog lichter. De bergen blauw. De lucht daarboven grijs. Het is daar waar de beweging zit, in de dingen die eigenlijk stil zijn: de grond, de straat, de bergen. Terwijl wie zou kunnen bewegen, stilstaat.

Zo werkt het op meer schilderijen van Marianne von Werefkin in De Fundatie in Zwolle. De strepen in het landschap geven de dynamiek aan, de figuren bewegen amper, met uitzondering van de rijen mensen die achter elkaar aanlopen, maar Von Werefkin heeft die zo geraffineerd geschilderd dat elke suggestie van beweging daarin ontbreekt, omdat uit de houding van de mensen tegenzin spreekt. Ze lopen hier wel, maar – zucht – het is omdat het moet. Ze sloffen. En altijd zit de dynamiek in het decor.

Tegenzin is sowieso een overheersend thema in haar werk. De vrouwen met de weggestoken handen, de vrouw van ‘Tragische stemming’, de arbeiders op weg naar de fabriek. Levenslust is ver te zoeken. Veel somberte. De armoe spat eraf. Een verzetje? Er wordt gewandeld op een zondag.
Op ‘Herinnering’ zit een oude vrouw voor haar schamele huis. De weg aan haar voeten is in beweging, geschilderd met eenvoudige strepen. Duidelijk is dat de tijd aan deze vrouw voorbij vloeit.

Marianne von Werefkin (1860 – 1938) was een Russische kunstenares. Ze geldt als ‘een pionier van het expressionisme’ – wat de ondertitel is van deze overweldigende tentoonstelling, maar werd op basis van het vroege werk ‘de Russische Rembrandt’ genoemd. Vergeet dit, ik had het beter niet kunnen vermelden. Omdat ze niet in de buurt kwam van Rembrandts brille, maar vooral omdat haar expressionistische werk zo wonderbaarlijk mooi is en kan zonder die gezochte vergelijking. Zoals de vrouw in het rood onbenaderbaar is, zo kan ook Van Werefkin alleen en op eigen benen staan.

Ja, ze had goede connecties en vriendschappen met Der Blaue Reiter (naar een schilderij van Kandinsky, met verder onderen Klee, Marc en Arp), was zeer actief bij dit netwerk in München, had invloed, zeker. Nog altijd valt haar naam niet vaak als het over Der Blaue Reiter gaat. In haar baanbrekende boek The Story of Art Without Men noemt Katy Hessel haar wel, maar de credits wat betreft de kunstenaarsgroep gaan naar Gabriele Münter (1877-1962) van wie een werk staat afgebeeld: haar portret van Marianne von Werefkin, ‘her fellow German Expressionist and friend’.

Op eigen benen staat was in haar tijd, en ook daarvoor natuurlijk al, niet gemakkelijk. Een vrouw alleen in de kunsten kon niet. We zagen het bij Sofonisba Anguissola en Artemisia Gentileschi – en bij welke andere vrouwelijke kunstenaars niet? Tegenwerking, het verbod om een schildersopleiding te volgen, het kunstwereldje was niets voor vrouwen. Marianne von Werefkin heeft ook een tijd gehad dat ze zich ondergeschikt maakte aan de man in haar leven, Alexej von Jawlensky. Ze zette zich in om zijn carrière te ondersteunen. Ze hadden een knipperlicht-relatie. Hij zag andere vrouwen, bezwangerde hun dienstmeisje – Von Werefkin ging zo ver dat ze het kind opvoedde als was het haar eigen.

In 1905 zei ze over haar positie: ‘Ik ben meer man dan vrouw. Alleen de behoefte om te behagen en medelijden te hebben maken me een vrouw. Ik ben geen man, ik ben een vrouw, ik ben ik’.

Soms was er een breuk en of we daar haar prachtige werk aan hebben te danken? Het verhaal wil dat ze de tien jaar dat ze niet zelf schilderde en alles deed voor Jawlensky mede heeft gebruikt om zich los te maken van het realisme van haar Russische werk.

Mariann von Werefkin – Stad in Litouwen. Foto: Ania/Flickr

Hoe dan ook is het andere werk er en het is, ondanks de tragiek en de tegenzin, een feest voor het oog. Het expressionisme van haar is vrij eenvoudig. Grote vlakken, waar dus de dynamiek in schuilt. De suggestie van beweging zit ook in het gegeven dat vrijwel niets recht is, alles is gebogen en daarmee levendig. De wind kan van links komen en doet bomen buigen, maar de vlaggen rechts waaien de andere kant op. Huizen hebben vaak een Hundertwasser-achtige bouw, niets is recht.

In diepe kleuren schildert ze, kleuren die eerder met elkaar in gesprek zijn dan dat ze realistisch zijn – blauwe bergen, rode akkers. Vaak schildert ze de personages met een dikke lijn.

Onder die personages veel vrouwen, vooral vrouwen. Vrouwen die de was doen en ander werk, vrouwen die kinderen op schoot houden, een vrouw alleen op weg naar een stad. Er zijn ook schilderijen van het nachtleven, een circus en een café, maar gezellig is anders. Vier personen aan cafétafel, maar twee hebben een glas.

Opvallend is haar gebruik van het perspectief. Vaak een hoge horizon, nog vaker stuurt ze de blik van de toeschouwer van onderaf omhoog. Wegen lopen schuin omhoog, dus begint het kijken onderaan.

Ook bij ‘De landweg’, uit 1907. Drie vrouwen in zwarte jassen en witte hoofddoeken kijken de bezoeker aan. Ze staan stil met de rug naar de Munch-achtige weg die omhoog leidt (of omlaag, wat is het?). Het is alsof ze ginds al zijn wezen kijken. Hun houding is: niet voor ons.

Veel figuren bevolken de onderste hoeken. Op een van de schilderijen lopen vijf vrouwen – nou ja, lopen – in de rechter benedenhoek. Alle vijf met witte kousen, maar hun jassen zijn groen, rood, oker, blauw en paars. Hun handen? Ze zijn er weer niet. Een heeft ze in een mof, een in een omslagdoek, drie in hun zakken.

Marianne von Werefkin, pionier van het expressionisme. Nog t/m 16 maart in De Fundatie, Zwolle

Marianne von Werefkin: De terugkeer (1909). Foto: Lucy Downey/Flickr

Foto: Lucy Downey

Foto’s: Ania