In de monumentale kunstwerken van Anselm Kiefer is de tijd uitgerekt, zo is te zien in Amsterdam. Waarom maken zijn schaamtelandschappen toch zo veel indruk? Karl Ove Knausgård zocht de kunstenaar jarenlang op. Of hij bij die ontmoetingen ook het antwoord vond? ‘Van Gogh had geen talent.’
Het is deze observatie annex redenering: ‘Maar alle kunstwerken ontstaan in een beweging van binnen naar buiten, en die beweging is cumulatief: het begin, in de binnenwereld, is broos, een kleine gedachte, een idee of gewoon een impuls, en wordt groter en zwaarder naarmate het in de buitenwereld met de materialiteit wordt geconfronteerd die het vormt en kleurt. Het had dus geen zin om de kunst in de kunstenaar te zoeken. Het had alleen zin om de kunstenaar te zoeken in de kunst.’
En daarom gaat Karl Ove Knausgård (1968) op zoek naar Anselm Kiefer – ‘niet zelden wordt hij de grootste nog levende kunstenaar ter wereld genoemd’.
Nu in het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum oud en een klein beetje nieuw en altijd monumentaal werk van Anselm Kiefer (1945) wordt tentoongesteld, is Knausgårds verslag van zijn ontmoetingen met de Duitse kunstenaar, dat al in 2021 verscheen, alsnog vertaald en uitgegeven: Het bos en de rivier.
Tot die twee polen brengt hij, uiteindelijk, het werk van Kiefer terug. Naar een zinnetje dat Kiefer in een lezing zelf had uitgesproken: ‘Ik ben opgegroeid tussen de rivier en het bos’. Wat Knausgård in de slotalinea uitlegt als de plek tussen ‘Alles stroomt’ van Heraclitus – de rivier – en ‘Alles in onbeweeglijk en onveranderlijk’ van Parmenides – het bos.
In de kunstwerken van Anselm Kiefer zijn deze polen amper visueel terug te vinden. In zijn overdonderend grote werken heerst de rivier noch het bos. Overal is de droogte. Het is stro, niet het groene gewas. De zonnebloem laat uit het donkere hart de zaden regenen. Halmen hangen, de dorheid is alom.
De tijd: verleden, nu of toekomst?
Wat is de tijd in Kiefer’s werk? Als het zo is dat we bij zijn kunst naar het verleden kijken, is de aarde verschroeid; als het de toekomst is, dan is die dystopisch. Kiefer rekt het tijdbegrip dus op. Waar op klassieke schilderijen, denk aan Caravaggio, timing alles is, waar het afgebeelde moment perfect gekozen moeten zijn – het nu – is bij Kiefer de tijd langgerekt. Geen dynamiek derhalve, maar stilstand. Bij zijn beladen landschappen hoort het besef dat het in rust is na een mogelijk turbulente of zelfs gewelddadige periode én dat het enorm veel inspanning zou kosten om ze (terug) te brengen tot cultuurlandschappen. Nergens de mens, de enige humane sporen zijn letterlijk sporen die zijn getrokken door karren (of tanks?), want die worden niet door de natuur aangelegd.
Al ligt er onder de zonnebloem in het Van Gogh Museum wel een mens: volgens het bijschrift de kunstenaar zelf in de yogahouding savasana, de lijkhouding: op de rug. Hij wordt, zoals gezegd, beregend door wat de zonnebloem laat vallen uit zijn donkere douchekop.
Kiefer hangt in het Stedelijk om de oude band tussen de kunstenaar en het museum. Het Stedelijk was een van de eerste musea om Kiefers werk tentoon te stellen; in het Van Gogh hangt hij omdat hij zwaar door de Nederlander is beïnvloed. Door diens landschappen met name. De strooksgewijze opbouw. De akkers met de lucht er boven, met daarin geregeld donkere vogels, de beroemde kraaien.
Knausgård schrijft over een lezing van Kiefer waarbij vroege tekeningen werden vertoond: geheel in lijn met Van Gogh, dus amper te beschouwen als eigen werk. Kiefer sprak met geen woord over het gevoel dat uit Van Gogh’s tekeningen en schilderijen spreekt, hij heeft eigenlijk alleen oog voor de technische uitvoering, de compositie. Wat Knausgård een pagina verderop brengt tot de boude uitspraak dat Van Gogh geen talent had. ‘Hij kon niet schilderen, hij moest vechten voor elke penseelstreek en in zekere zin de schilderkunst opnieuw uitvinden, van nul af aan.’
Hij noemt het ‘de strijd tussen hij die kijkt en dat wat is’.
En dus: ‘Bij gevolg is alle kunst mislukt, want die kan alleen maar een restant van een oorspronkelijk inzicht of een oorspronkelijk visioen laten zien, dat nooit kan worden afgebeeld zoals het echt is, in zijn pure vorm, omdat de kunstenaar steeds wordt tegengewerkt door de middelen die hem ter beschikking staan’.
Wat in de muziek Brian Wilson overkwam, het genie achter The Beach Boys, die de liedjes voor het album Smile nooit kon laten klinken zoals hij ze in zijn hoofd hoorde – het latere album Smile werd een flauwe afspiegeling. Alle kunst is mislukt.
Anselm Kiefer hangt vooral mooi in het Van Gogh Museum. Iets maakt dat de enorme werken in de grote zaal beter tot hun recht komen. Een zaal zo groot dat de Kiefers zowaar ‘normale’ proporties aan te lijken nemen.
Maar het Stedelijk Museum heeft dan weer rond de centrale trap het verpletterende Sag mir wo die Blumen sind, met zowaar menselijke figuren: boeren en boerinnen, soldaten, psychiatrische patiënten, arbeiders. Het is een driedimensionaal herinneringslandschap in die zin dat er halfvergane uniformen aan hangen, zoals hij vaak doet met stro of mais bij de verschroeide landschappen – die Kiefer in Duitsland altijd tot een omstreden kunstenaar hebben gemaakt. Ze zijn uit te leggen als schaamtelandschappen: kijk toch wat we hebben aangericht. Stille landschappen zijn het, maar ze schreeuwen hun woede uit.
De installatie rond de trap is gebaseerd op het anti-oorlogslied van Pete Seeger Where Have All The Flowers Gone? Nou, ze liggen op de grond, rozenblaadjes, afgevallen, zoals eerder de zaadjes van de zonnebloem.
Knausgård sprak Kiefer diverse malen. Echt tot de man doordringen is hem in die jaren (!) niet gelukt. Kat en muis was het. Echt vriendelijk is het niet om telkens wanneer Kiefer lacht diens ‘ha ha ha’ uit te schrijven. Zo kinderlijk is Kiefer niet, hij speelt een rol waar Knausgård geen vat op krijgt. Het is maar goed dat hij dit benoemt: ‘… is het een van mijn fundamenteelste ervaringen als auteur dat schrijven over andere mensen en over de indruk die ze op je maken, zo goed als altijd met een zekere vorm van verraad gepaard gaat.’
Tijdens een van de bezoeken neemt Kiefer hem mee naar het huis waar hij is opgegroeid. In Rastatt-Ottersdorf. Wat Knausgård in 2021 nog niet kon melden is dat Haus Kiefer sinds 27 april als museum geopend is.
Karl Ove Knausgård: Het bos en de rivier. Over Anselm Kiefer en zijn kunst. Vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee. Met zwart-wit katern en kleurafbeeldingen op en in het omslag. Athenaeum – Polak & Van Gennep
Kiefer in het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum nog tot 9 juni.