De man van de kleuren in Düsseldorf is in Münster de illustrator geworden. In Het Picassomuseum ligt, heel anders dan in K20 in Düsseldorf, de nadruk op de literaire kant van Marc Chagall. Zo vullen de tentoonstellingen elkaar prachtig aan, al verwijzen ze geheel niet naar elkaar.

Marc Chagall (1887-1985) was een veelgevraagd illustrator, een kant van hem die minder bekend is. Hij is de schilder van de uitbundige kleurenpracht, al liggen daar vaak lagen leed en armoede onder – en zijn complexe relatie met het Joodse geloof. Waar hij bij zijn schilderkunst de vrije hand had, werkte hij als illustrator vaak in opdracht. Uitgevers klopten bij hem aan om grote literaire werken van tekeningen te voorzien. Dode zielen van Gogol, de fabels van La Fontaine en ook de Bijbel.

Al slaagde hij er vaak in zijn beeldentaal daar als het ware in te smokkelen. Een enkel fabeldier – vaak met het uiterlijk van een geit – is te vinden in de boekillustraties.

Bovendien liet uitgever Ambroise Vollard, met wie hij het vaakst werkte, hem soms de keuze. Dode zielen koos hij zelf, in 1923. In Münster zijn niet alleen de affe illustraties te zien, maar ook de schetsen, wat het extra interessant maakt.

Een groot verschil met Düsseldorf – vergelijken gaat als vanzelf als er zo’n groot verschil is tussen de exposities – is de afwezigheid van Chagall’s vrouwen. Waar in K20 Bella Rosenfeld, zijn eerste grote liefde, van meet af aan een rode draad in de tentoonstelling vormt, heeft ze hier hooguit een bijrol. Een mooi detail: zij las de passages uit Dode zielen voor terwijl haar man de illustraties maakte.

Volledig onzichtbaar is Chagall’s tweede liefde, Virginia Haggard, die al vrij snel na Bella’s overlijden in beeld kwam, door toedoen van dochter Ida. Waar de bezoeker in Düsseldorf leerde hoe belangrijk zij voor hem werd na het korte sterfbed van Bella en uitgroeide tot zijn tweede muze, wordt haar in Münster slechts een citaat aan een wand gekund.

Nadat in Parijs hun relatie tot een einde kwam, kreeg Chagall – hij had een moedercomplex en de vrouwen leidden hem – kennis aan Valentina Brodsky, opnieuw onder invloed van dochter Ida. Deze Vava kreeg later de volledige erfenis van Chagall, die in 1985 overleed. Ook Vava is nauwelijks aanwezig in Münster. De nadruk ligt op het werk.

Vollard vroeg hem de fabels van Jean de La Fontaine te illustreren. Chagall voelde goed aan dat hij, als Witrus, door dit werk te aanvaarden zich een plek kon verwerven in de Franse culturele traditie. Doré en Grandville waren hem voorgegaan. Vier jaar, tussen 1926 en 1930, werkte hij (onder andere uiteraard) aan de gouaches. Een onoverkoombaar probleem was dat de kleurige gouaches niet konden worden gedrukt.

In 1946, en in 1948 definitief, keerde Chagall terug naar Parijs. Hij had de stad al leren kennen begin twintigste eeuw en nu ging hij zijn liefde voor de Franse hoofdstad uitwerken in een cyclus. Hij werkte er twee jaar. In 1954 werd de cyclus voor het eerst in volle omvang tentoongesteld.

En Chagall was niet alleen illustrator, hij schreef zelf ook. ,,Ik schilder wellicht omdat het de woorden vervangt die ik niet kan vinden,” heeft hij ooit geschreven aan een vriend. Beeld en woorden bij elkaar brengen, wat lag meer voor de hand, en zo is in het Picassomuseum zijn werk Poèmes te zien. Bij zijn gedichten heeft hij, in 1968, houtsnedes gemaakt. De thematiek is over en weer te zien en te lezen, maar de beelden zijn geen illustraties bij de gedichten. Ze zijn eerder complementair. ‘Bildsprachen’, als titel van de tentoonstelling, vat het mooi samen.

Voor het eerst te zien zijn zo’n veertig schetsen cq, voorstudies, die laten zien hoe secuur Chagall zijn werk in fasen uitwerkte. Ze zijn een recent geschenk aan het museum.

In een grote zaal is ook een aantal grote kleurrijke schilderijen van Chagall te zien. Al in het begin hangt het mooie ‘Haan boven Vitebsk’, achterin de andere grotere schilderijen. Wat ondanks de interessante schetsen en illustraties uit het begin van de tentoonstelling toch als een hoogtepunt voelt, hoe klein het aantal in vergelijking met Düsseldorf ook is.

Vier van de vijf afbeeldingen in de folder die bezoekers wordt aangereikt zijn dan ook deze kleurrijke werken. De vijfde is een getekend zelfportret met viool (die dwars over de mond is getekend).

Zoals gezegd ontbreekt een verwijzing naar de tentoonstelling in Düsseldorf, zoals ook daar geen wegwijzer naar Münster te vinden is. Het is als met de houtsnedes en de gedichten: ze zijn complementair.

Marc Chagall: Bildsprachen. Picassomuseum, Münster. Tot 9 juni.