Nietsvermoedend, want onvoorbereid, bezoek ik de Kunsthalle in Hamburg en word daar verrast door een schilderij van de Toren van Babel.

Boymans – van Beuningen heeft er een, een Toren van Babel van Pieter Brueghel (de oude) en Wenen ook. In het Kunsthistorisch Museum hangt de grote; die van Rotterdam wordt wel de kleine genoemd. Size does matter.

Als je je verdiept in de geschiedenis van Brueghel’s Toren beland je al snel in een spraakverwarring die welhaast Babylonisch mag heten. Want mogelijk heeft Brueghel twee van die kleine geschilderd. De ene door Karel van Mander beschreven kleine zou zich in Brussel hebben bevonden toen Van Mander ze samen zou hebben gespot in het bezit van Rudolf II, keizer van het Heilige Roomse Rijk na 1575.

Goede kerel wel, deze keizer. Weliswaar had hij, voor een eeuwige vrijgezel, de nodige kinderen, zes zelfs, van wie er een Julius Caesar heette, maar hij voerde wel mooi de godsdienstvrijheid in. En hij had Brueghels.

Brueghel is de schilder die de jaargetijden heeft geschilderd. Alle zes. Ja, zes, net zo veel als Rudolf II uit de bijslaap aan kinderen had. Zes jaargetijden, zo bekeken ze het toen nog. Een daarvan is verloren gegaan en op de grote Bruegheltentoonstelling in januari 2019 in Wenen – veel mooier heb ik het nooit gezien – hingen er vier, want de Amerikaanse is te breekbaar om te worden vervoerd.

Maar dit verhaal begon in Hamburg, toch?

Hamburg heeft geen Toren van Brueghel, maar wel een van Hendrik van Cleve III, een tijdgenoot. Alleen is het de vraag of Van Cleve III dit wel heeft geschilderd. ‘Hamburg’ schrijft er niet op de muur naast dat het mogelijk door zijn atelier is vervaardigd, nee: ‘Hendrik van Cleve III: Der Turmbau zu Babel’.

Allemaal naar het Bijbelse verhaal, meteen al in Genesis, van de Babyloniërs die een toren tot in de hemel wilden bouwen. Ze wilden niet over de wereld worden verspreid of uit elkaar worden verdreven. Als ze nu eens allemaal boven elkaar gingen wonen. Verticale denkers, die Babyloniërs, maar God vond dat ze op deze manier geen toegang tot de hemel dienden te krijgen. Hoog moet? Hoogmoed!

Rond Van Cleve’s Babel is de verwarring compleet. Bij de vele Torens die van zijn hand zijn zit, volgens onderzoekers, die van Hamburg niet. Het zou zijn geschilderd door een groep Antwerpse schilders die er heel veel heeft vervaardigd en op basis van dieper onderzoek in twee delen kan worden gesplitst. Bij de ene groep is de basis van de Toren rond, zoals in Hamburg; bij de andere groep vierkant en daar heeft Kröller-Muller er eentje van.

Oké. We zijn nog in de Kunsthalle Hamburg en lopen verder – wat is het hier groot!.

Het oog valt op een winterlandschap met schaatsers en veel figuren. Van een afstand zegt een Nederlander verrukt dan ‘Hendrick Avercamp!’. Fout, deze is niet van de Stomme van Kampen, al wordt er wel geschaatst op ijs en gaat het leven in het dorp verder zijn koude gang. Veel figuren dus, dieren ook, een boogbrug, een steile kerk, negotie.

Is van Joos de Momper d. J., ook een tijdgenoot, van ongeveer iedereen trouwens die hier is genoemd. Thuis zoek ik meer informatie over deze Joos. Vast een Vlaming – en jawel. En ja, hoor, het zal ook eens niet. Het ene hangt in Lissabon, het andere in Brussel: ook hij schilderde twee Torens. 

Joos de Momper d.J.
Ein Dorf im Winter
Kunsthalle Hamburg