Een mens heeft veel gezichten. In De buurjongen schetst Jan Siebelink de zachtaardige kant van zijn vader. ,,Dit boek geeft evenwicht.”


door Marjon Kok

Lang bleef Jan Siebelink gevrijwaard van de ongemakken die ouder worden met zich meebrengen. Dit jaar, aan de vooravond van zijn 80e verjaardag, sloeg het in alle hevigheid toe. Zoals hij zich vandaag van de trein vanuit Ede naar de plek van bestemming heeft moeten slepen; hij herkent er zichzelf niet in.
Een dezer dagen wacht hem een nieuwe heup. En dit voorjaar, toen hij zich terugvond in een ambulance met gierende sirenes, heeft hij heus een moment gedacht dat hij aan het einde van de rit oog in oog met zijn schepper zou staan. Tegelijk de opluchting dat zijn boek – De Buurjongen – af was. ,,Daar zou mijn vrouw nog enig plezier aan kunnen beleven.”
Van de tia is hij wel hersteld, denkt hij. En die versleten heup, ach. Het had erger gekund. ,,Ik had pijn in mijn lies. Een vriend van mij, een orthopedisch chirurg, heeft meteen foto’s laten maken. Hij feliciteerde mij met de uitslag, had gedacht dat het iets veel ergers zou zijn.” Zoals je grijs haar krijgt, gaat het op een gegeven moment iets minder soepel, zegt hij. ,,Het vreselijke van dit verhaal is, dat nog geen uur nadat ik vandaag van huis ging, zijn vrouw belde. Hij heeft uitgezaaide botkanker. Een buitengewoon aardige man, pas met pensioen. Wonderbaarlijk. Een paar weken geleden sprak hij mij nog bemoedigende woorden toe. Dat betekent dat het leven – zo ervaar ik het ook – broos is geworden. ’s Morgens opstaan en leuke dingen doen wordt steeds bijzonderder.”

Misschien wel daarom heeft Jan Siebelink het tempo er flink in. Hij is overal en nergens om over De Buurjongen te vertellen. De literaire tour begon in Breda. ,,Den Haag, IJsselstein, Enschede, Zwolle, Groningen.” Binnenkort even een pauze, want: ,,Ik wil niet te vermoeid het ziekenhuis in gaan. Dat snijden in je lichaam, ook al stelt het misschien weinig voor, ik vind het toch…”
Zijn tempo is niets overigens vergeleken bij elf jaar geleden, toen Knielen op een bed violen verscheen. Thuis? Hij was nooit thuis. Lacht. ,,Als iemand mij wilde spreken moest mijn vrouw altijd zeggen: ‘Jan is net weg’. Belde diegene na een uur terug, zei mijn vrouw: ‘Hij was er even maar is alweer op pad’. Ik was altijd net de deur uit.”

Over tempo gesproken. Het verhaal gaat dat je de sluis hebt opengezet en De Buurjongen in twee maanden schreef…
,,Dat is het mooie van verhalen. Iedereen maakt het weer een beetje heftiger. Nog even en ik heb De buurjongen in een vloek en een zucht geschreven. Het was iets langer dan twee maanden.”
Maar dat van die sluis… Hij knikt. ,,Het is in een roes geschreven. Ik ga gewoon aan mijn bureau zitten wachten tot er iets komt. Ik ga daar ook niet voor niks zitten natuurlijk, ik weet dat er iets komt. Maar in dit geval was het niet zo dat ik dacht: ik ga over een buurjongen schrijven.”

Wat zat er in je hoofd?
,,Ik wilde dicht bij huis blijven. In de straat waar ik als jongen woonde, waar het woonhuis stond met daarachter de kwekerij. Ik wilde het dicht bij mijzelf houden en klein. Met de grote wereld, al die verwarring, kan ik weinig.”

In De buurjongen schetst Jan Siebelink het leven van Henk Wielhesen. Hij woont naast de familie Sievez die we kennen uit Knielen op een bed violen en Margje. Op de dag dat Henk Wielhesen 11 wordt, wordt zijn moeder aangereden door een trollybus. Henk’s vader legt het aan met Toos Radstake, een draak van een vrouw die de jongen het huis uit werkt. Hans en Margje Sievez ontfermen zich over de buurjongen, die we in de roman een leven lang volgen. Een leven waarin ook Ruben Sievez zijn vriendje niet zal verlaten.

Ruben, jouw alter ego, is als een broer voor Henk Wielhesen. Henk hadden we nog niet eerder ontmoet. Hoe is hij ontstaan?
,,Ik had vroeger een schoolvriendje, Pietje Heer. Zijn vader nodigde mij op een keer uit om samen met Pietje te gaan zwemmen in de IJssel, tussen twee kribben in. Toen die vader even met een bekende sprak dreef Pietje af. Een uur later werd hij opgedregd. Zijn begrafenis heb ik meegemaakt. De begraafplaats was naast onze kwekerij. Daar moest ik iets mee doen.”
En er was dit: ,,Om de tuin van mijn vader fietste elke morgen om zes uur de buurman van twee huizen verder. Over het Siebelinkpaadje via de Schonebergsingel naar de hoofdstraat tussen Velp en Arnhem. Als hij ’s avonds terugkwam, zat er van alles onder zijn snelbinder. Latjes en stukjes spaanplaat, afvalhout. Dan ging hij in zijn schuur wat timmeren. Die beelden waren vrij essentieel. Hoe het boek zich verder ontwikkelde, is voor mij ook een beetje magisch.”
Onder het schrijven overkomt hem van alles, zegt hij. ,,Het verhaal ontrolt zich en de ene zin roept de andere op. Uit alle hoekjes en laatjes van mijn hersenen komen dingen tevoorschijn.”

Henk is samengesteld uit verschillende mensen die werkelijk hebben bestaan.
,,Naast ons huis woonde een jongetje, wiens moeder op een gegeven moment is verongelukt. Ik weet nog dat ik daar enorm ontsteld over was: opeens kun je je moeder kwijt zijn.”

Tegelijk is Henk een jongen die we vandaag de dag in een hokje zouden stoppen.
,,De kleine mens. Een beetje van de sociale werkplaats, wel netjes en keurig maar niet zo intelligent. Je hebt veel van die mensen, ik zie ze ook in mijn dorp. Wat denken ze? Waar dromen ze van? Er steekt geen cent kwaad in Henk Wielhesen. Hij kent geen maat en daardoor gaat het helemaal mis. Ook later, als hij per ongeluk toch nog trouwt en een dochtertje krijgt. Totaal gek is hij met dat meisje; hij kan zijn ogen niet van haar afhouden. Wil haar altijd aanraken, spelletjes doen, fietsen, madeliefjes in haar haar vlechten. Ze is een heilige voor hem. Maar het is allemaal net té.”

Al schrijvende is Jan Siebelink van zijn personage gaan houden, zegt hij. ,,Kun je je dat voorstellen? Die Henk, ik ben toch gek op hem. Misschien omdat ik op de een of andere manier zelf ook wel iets van hem heb. Het zou ondenkbaar zijn dat ik hem buiten mijzelf om bedenk.”
Net zoals er veel Jan Siebelink zit in de vader die hij schiep in Knielen. ,,Hoe mijn vader dacht over het geloof weet ik namelijk niet zo precies. Daar heeft hij zich nooit over uitgelaten. Dus ik heb die vader bedacht, en nu bedenk ik deze man. Maar ik zit ook een beetje in zijn vrouw en in het echtpaar dat hem verzorgt.”

In De Buurjongen zien wij een heel andere kant van Hans Sieves, de vader uit Knielen…
,,Ik denk dat ik dit boek ook heb geschreven om te laten zien dat Hans en Margje Sieves heel lieve en gastvrije mensen zijn die iedereen helpen die hulp nodig heeft . In Knielen is de vader een harde man waar je boos op kunt zijn. Er zíjn ook een hoop onaangename en verdrietige dingen gebeurd vanwege het geloof. Maar voor alles was mijn vader gewoon een aangename man die gek op mijn moeder was. Dit boek geeft evenwicht.”

Is schrijven voor jou een manier om te herinneren?
,,Het is een manier om thuis te komen. Om nog een keer over het pad naast ons huis te lopen, te beschrijven hoe de kassen erbij lagen, het waterbassin met dat heldere bronwater waar je zo lekker met je handen in kon. Ik had bijna een alibi nodig om weer naar mijn jeugd te kunnen terugkeren.”

Wat maakt het zo fijn om daar te verblijven?
,,Ik heb een buitengewoon gelukkige jeugd gehad, ondanks dat mijn vader dat geloof had. Dat was maar één aspect. Daarnaast waren er duizend andere dingen die alleen maar heel erg leuk waren.”

Kun je zeggen dat jij steeds opnieuw hetzelfde boek schrijft?
,,Uiteindelijk heb ik maar één verhaal. Het verhaal van de ouders, die tuinderij. Met al het geploeter en het geweldige geloof dat de zaak ontregelt. Daar is De buurjongen een laatste afwikkeling van.”
Er schiet hem iets te binnen. Laatst kreeg hij een mooie brief van een hoogleraar psychiatrie in Leiden. ,,Hij schreef: het gaat bij jou uiteindelijk om de ridder en de schildknaap. De ridder is de vader, op weg naar het heil. Hij heeft wapens nodig, een paard en een schildknaap die de wapens draagt. Als ze na heel veel moeite en omzwervingen bij de heilige graal zijn gekomen, zal de schildknaap deel aan de verlossing hebben.”
,,Dat zit in alles wat hij schrijft, zei hij. Of het nu over het onderwijs gaat, over wielrennen, altijd kom je dat mechanisme tegen. ,,Dus: ik heb maar één verhaal.”.
Graag zou Jan Siebelink eens op de bank bij die psychiater liggen. ,,Maar ik ben bang dat het schrijven dan ophoudt. De verborgen dingen, die ik niet openlijk kan zeggen, kan ik kwijt in een boek.”

Je maakt het onzichtbare zichtbaar.
,,Een mystiek gevoel is mij niet vreemd. Om woorden te vinden voor iets waarin je misschien je leven kunt verankeren. Er is een wereld die boven mijn persoon uitgaat, die mijn lot bepaalt of die zegt wanneer voor mij het einde komt. Daar geloof ik wel in.”

Is dat een God?
,,Als ik al een gelovige ben, ben ik een zeer kleine gelovige. Iemand die de traditie niet los wil laten. Ik ken de liederen, de verhalen, de rites, de tradities. Het is een ingesleten pad. Ik kan er als het ware zo weer instappen.”
Zoals hij dit voorjaar, toen hij dacht dat het mis met hem zou gaan, snel zijn schepper dacht te ontmoeten. ,,Kom je in het volledige niets of ga je op een ander niveau eeuwig lof zingen en huppelen van zielenvreugde? Je hoopt dat het leven daar wordt voortgezet.”

Jan Siebelink: De buurjongen.
293 blz. gebonden. 19,99 euro
De bezige bij