door Theo Hakkert

 

Kan het vijftiende boek van een schrijver zijn oerboek zijn? Onder een oerboek wordt vaak verstaan een vroeg werk waar alle latere thema’s en soms verhalen en verhaallijnen al in zitten. Het draagt bij aan de mythische status van zo’n boek als de auteur het (vooralsnog) achterhoudt. Het bestaan ervan is, op de een of andere manier, bekend, net zoals bekend is dat de auteur er soms, als uit een schaal met bowl, de lekkerste vruchten uit schept – maar uitgegeven is het nooit.

In 2013 verscheen, ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de schrijver, het oerboek van Jan Siebelink in druk. Daniël in de vallei. Hij had het boek dertig jaar eerder geschreven. Alles obsessies, thema’s en motieven van de latere Siebelink zaten er in statu nascendi al in. Maar het kon niet op eigen benen staan; het was onvoldragen, zo werd gezegd. Siebelink probeerde zijn pen, en in de dertig jaren die volgden putte hij zijn oerboek helemaal uit.

Drie schriftjes vormden het oerboek van Mensje van Keulen. Een daarvan kenden we: Bleekers zomer. De andere twee waren probeersels, voorstudies, pogingen. Ze zou er veel aan hebben bij volgende boeken.
Van Alice Munro, bekend vooral als verhalenschrijfster, geldt Levens van meisjes en vrouwen als oerboek. Het is het boek dat het dichtst in de buurt van een roman komt, met acht samenhangende verhalen – waar alles al in zat.

Het wellicht bekendste oerboek is dat van Simon Vestdijk: Kind tussen vier vrouwen. Het was zijn eerste roman. Topzwaar voor een debutant. Geweigerd door de uitgever. Maar wel vervolgens omgewerkt tot de eerste delen van de Anton Wachter-reeks en ook zat de kiem er in van Meneer Visser’s hellevaart. Kind tussen vier vrouwen werd, uiteraard, wel deel 1 van de Verzamelde Romans.

Zou De heilige Rita het oerboek van Tommy Wieringa kunnen zijn? Het is zeker niet het onuitgegeven, geweigerde of achtergehouden eerste werk waar hij sindsdien uit heeft geput of op terug heeft gegrepen. Toch valt er iets voor te zeggen. Zo is De heilige Rita de meest autobiografische roman (zo niet, dan persoonlijke) van Wieringa, overigens zonder dat hij meteen is terug te kennen in een van de personages. (Al deelt hij wel de leeftijd met de hoofdpersoon). Voor De heilige Rita is hij echter wel teruggekeerd naar die streek in Nederland waar hij zijn eerste Nederlandse herinneringen aan heeft.

Een bekend verhaal is dat zijn moeder – ze is onlangs overleden – namens haar man had gesolliciteerd naar een onderwijzersbetrekking op Aruba. Zonder dat hij het wist. Hij hoorde het pas toen ze waren aangenomen. De jonge Tommy ging mee, uiteraard. Het gezin verruilde Goor voor de Antillen, om terug te keren toen hun zoon 9 jaar was. Niet naar Goor, wel naar Twente terug. Naar Geesteren, bij Tubbergen, waar Tommy Wieringa niet kon aarden. In een interview, bij het verschijnen van Joe Speedboot, vertelde hij hoe een half uur per dag met zijn gezicht tegen een boom stond, zo half te huilen. Pas later had hij beseft dat hij depressief was.

Het is naar deze streek dat Tommy Wieringa terugkeert in De heilige Rita. Naar de oerbeelden en -gevoelens van toen. Deze motieven heeft hij al eens tot literatuur verwerkt.  Speelde niet Joe Speedboot ver buiten de stad, was ook niet daar vriendschap het bovenliggende thema, kwam ook niet daar een wonderlijke vlucht met een primitief vliegtuig in voor?
In De heilige Rita lopen, voor een afgelegen streek als noordoost Twente opmerkelijk veel buitenlanders rond, en niet sinds kort. In Dit zijn die namen zit die aanwezigheid van en betrokkenheid bij vreemdelingen, asielzoekers en vluchtelingen ook. Evenals in De dood van Murat Idriss, de roman die eerder dit jaar van hem verscheen. Bovendien speelt in De dood van Murat Idriss het idee en de impact van een grens een centrale rol, net als in De heilige Rita.

Om het niet meteen in termen van oerboek te gieten: vele thema’s en motieven van eerder werk zijn terug te vinden in De heilige Rita.

Het verhaal speelt in een kleine gemeenschap. Wieringa heeft hier een aantal plaatsnamen uit de streek samengebracht tot Mariënveen, te vergelijken met Lomark uit Joe Speedboot, al heeft hij altijd ontkend dat het een verbastering van Markelo is.
In Mariënveen is Paul de boerenzoon van Aloïs Krüzen en Alice Klein Haarhuis, de dochter van de smid. Niemand had ooit begrepen dat het Aloïs was gelukt deze dorpsschone te trouwen, maar de keuze was dan ook eerder door Alice gemaakt dan door de boer. Op een dag hoorde de boer een enorm kabaal ergens bij hem op het land. Hij moest in een eik klimmen om te zien waar precies iets aan de hand was. Er bleek een vliegtuig te zijn neergestort. Op een maisakker. De piloot zou niet meer leven, dacht hij. Maar er zat nog leven in Iwan. Waar de typisch Twentse vraag op volgde: ‘Bu’j neer estort?’

Lang verhaal kort (en niet alles verraden): Alice gaat er met de Rus vandoor. Paul en Aloïs blijven bij elkaar. Eerst zorgt de vader voor de zoon, later is het andersom. Nooit zal Paul uit huis gaan: de kiem voor alle latere ontwikkelingen.
Het verhaal van de zoon en de vader spiegelt zich in het verhaal van Paul met zijn beste vriend, Hedwiges, die zich op een avond met te veel bravoure in de plaatselijke Chinees (veel buitenlanders) laat ontvallen dat hij miljonair is. Voila, het thema vriendschap.

Wieringa schetst hoe de gesloten wereld van een boerenuithoek langzaam wordt opengebroken door de moderne tijd. De Rus die binnen komt vallen – letterlijk, maar toch. Maar ook mantelzorg die niet vol te houden is, wassende ouderdom, het trage verval van hoop en aantrekkingskracht, de wil tot nabijheid – het beeld wordt allengs somberder.
Geheel in dit beeld past ook dat de schrijver niet alle draadjes afhecht, want dat gebeurt in het leven ook lang niet altijd. Het is niet een doodzonde tegen een van de grondwetten van de literatuur, maar het is inherent aan het verhaal.
Na de dood van Hedwiges mist Paul een wit doosje. Medicijnen, pillen? Zelfmoord of heeft een moordenaar het later opgehaald? Het blijft in het ongewisse, Paul kan niet anders dan het erbij te laten zitten. Niemand luistert, niemand is geïnteresseerd en wat kan hij alleen?
Dit principe van: ‘laat maar, het heeft geen zin’ ligt ten grondslag aan het leven in deze streken. Eenzaamheid, onmacht. Paul zou van alles willen. De Rus neerschieten, zijn moeder zien, met een oude schoolvriendin naar bed – niets lukt. Hij krijgt niks voor elkaar.

In Kruis en kraai. De romankunst na James Joyce heeft A.F.Th. van der Heijden onder andere over het oerboek geschreven. Hij had er ook een, maar bij nadere inspectie bleek het vrijwel leeg te zijn en zeker niet de kiemen van de latere boeken te bevatten, in de verste verte niet. Van der Heijden zette er het eindboek tegenover. Het is al net zo mythisch als het oerboek, het Eindboek. Dat waar de schrijver naar streeft, naar reikt, maar waarschijnlijk nooit zal bereiken. Tegelijkertijd ook het boek dat maakt dat hij doorschrijft. Wellicht is het haalbaar of maakbaar, ooit, je kunt niet weten en wie niet probeert zal nooit weten. Van der Heijden stelt zich er een reeks open boeken bij voor, maar – vergelijk met de niet afgehechte draadjes bij Wieringa – de mussen mogen gerust van het dak vallen, of niet, naar eigen believen.

Streeft een auteur naar een magnum opus als beschreven door Van der Heijden? Is De heilige Rita het magnum opus van Tommy Wieringa, als boek waarin alle draden van zijn schrijverschap samen te komen? Het zou kunnen.
Het is zijn beste boek, opnieuw heeft zijn meesterhand zich ontwikkeld. De diepgang is dieper, de uitzichten reiken verder. Zijn stijl nadert de perfectie, of is deze voorbij. Spaarzaam is hij met beeldspraak. Die staat er alleen als die raak is. Al vroeg in het boek deze: ‘Haar hand op zijn bovenbeen, zo stil alsof ze hem vergeten was’.

Omdat hij terug is in de streek waar hij de vormende jaren begon, noem ik De heilige Rita liever het oerboek van Tommy Wieringa dan zijn magnum opus (ook al kan een auteur er daar een hele reeks van hebben – Hermans, Roth, Haasse, Thomése). Ook al omdat zeker nog dat ene boek zal verschijnen. Dat over zijn moeder, over wie hij onlangs in NRC Handelsblad zo’n prachtig stuk schreef. Ik vermoed dat een van de redenen waarom de moeder in De heilige Rita vrijwel ontbreekt is dat de moeder in een volgende roman van Tommy Wieringa in volle glorie in het volle licht zal verschijnen. Het oermoederboek.

Tommy Wieringa: De heilige Rita.
286 blz., 19,95. De Bezige Bij
(verschijnt 24 oktober)

gerard-stolk-tw-kleur(foto: Gerard Stolk)

Foto korenveld: Patrick Goossens