De blinde uil
van Sadegh Hedayat (1903-1951) staat te boek als een van de klassieke Perzische romans uit de vorige eeuw. Dertig jaar na het verschijnen heeft Gert J.J. de Vries zijn vertaling herzien.

door
Theo Hakkert

Kort, maar ongekend intens, dat is De blinde uil van Sadegh Hedayat, de Perzische schrijver die geen rust kon vinden en in 1951, volledig ontheemd, zelfmoord pleegde in Parijs. Ware het niet dat een intens boek niet kort blijft, zeker niet als de beelden van de roman zich niet nestelen in het geheugen, maar er in worden gebeiteld.

Wat is het verhaal? Er is geen verhaal. De blinde uil is een nachtmerrie, De blinde uil is een koortsdroom, De blinde uil is een opiumtrip.

Er zijn personages, maar ze zijn wazig als halfverteerde spoken. Grimmige mannen met een holle lach en weinig tanden. Ze zitten eindeloos en doelloos tegen muren. Er zijn vrouwen, er is een slager. Maar eigenlijk is er alleen die verteller.
‘Ik zal een poging doen om mijn herinneringen op te schrijven; om dat op te schrijven waarvan ik meen dat het ter zake doet. Misschien slaag ik er dan in vat op de gebeurtenissen te krijgen.’
Neemt hij zich voor op de eerste pagina, om meteen zelf te beseffen dat het hem waarschijnlijk niet zal lukken.

Wat er aan verhaal en decor herkenbaar is: hij beschildert pennenkokers in een bedompte kamer, waarschijnlijk ergens in Teheran. Hij heeft bij toeval iets gezien wat hem niet loslaat: de blik van  een jonge vrouw die een oude man een lotusbloem wil aanbieden, maar terugschrikt door diens akelige lach. Deze beelden en geluiden tollen door zijn geest. Een geest waar hij diep in afdaalt en niet meer uit terugkeert. Vanuit de periferie van de waanzin tracht hij betekenis te geven aan wat uit zijn geest opdoemt.

Beelden stapelen zich op beelden. Als in een roes, als in een ijldroom. En zoals dat gaat bij ijlen: de beelden zijn haarscherp. En zo heeft Hedayat ze ook opgeschreven. Er staat geen rare zin in dit boek, elk woord is helder. Hij geeft geen monologue interieur van een stamelende gek of dronkaard of opiumhoofd.  Geen modernisme wat dat betreft. Maar wat een lijden. Het leven geeft de pentekenaar geen houvast. Wat we lezen is één grote schreeuw.

Als het zo is dat het op het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch niet de man is die schreeuwt, maar de natuur, dan is De blinde uil het complement. Hier schreeuwt de man, hier krioelt het lijden uit zijn poriën, zijn geestelijke onrust verblindt zijn blik op de wereld. Geen van de buitelende beelden kan hij plaatsen.
In deel twee fulmineert hij  bij voortduring op ‘de slet’, de vrouw met wie hij getrouwd is en, volgens hem, met iedereen seks wil, behalve met hem.

Het wereldbeeld dat Hedayat in De blinde uil oproept is zwart als vantablack, het zwart dat 99,96 procent van het licht absorbeert. De mens is eenzaam en hulpeloos en hoort in deze wereld niet thuis. Deze boodschap in de volle glorie van helder-donker proza en dat zo’n 125 bladzijden lang.
Maar hoe helder de nachtmerries ook zijn verwoord, ze bestaan wel uit beelden en korte scenes die worden herhaald. Zoals een slaper zich soms gewoon niet uit de beeldenstroom kan losmaken of er, zelfs na een kort ontwaken, zo in terug schiet. Stond er dat al niet? Heb ik zoiets als niet gelezen? Maar dat schreef hij toch al?
Bijvoorbeeld onderstaande twee voorbeelden. Er zitten zo’n veertig pagina’s tussen. Een eenvoudige scène. De slager krijgt schapen geleverd, hij keurt ze, hij slacht ze.

hedayat-2 hedayat-4-schapen

En lees dit verbijsterende boek.

Wie een indruk wil krijgen van het belang en de invloed van De blinde uil op de internationale literatuur zou er goed aan doe Kompas van Mathias Enard te lezen (wat sowieso aan te raden valt.) Hier de recensie

Sadegh Hedayat: De blinde uil
Vertaling en nawoord: Gert J.J. de Vries
134 blz. 18,99 (hardcover)
Uitgeverij Jurgen Maas

foto Taymaz Valley