Onder de Drachenwand van de Oostenrijkse schrijver Arno Geiger is een doorwrocht, veellagig meesterwerk over hoe in 1944 de oorlog tot in de vezels van het leven van alledag was doorgedrongen. Geiger schreef het boek in krap vijf maanden tijd, na een voorbereiding van twaalf jaar. Onder de Drachenwand werd door Der Spiegel gekozen tot roman van het jaar. ,,Ik vind dat schrijven ook lichamelijk zwaar móet zijn.”

 

door Theo Hakkert

 

Natuurlijk is Arno Geiger (50) meteen gaan kijken bij de overzichtstentoonstelling van het werk van Pieter Bruegel. Bij hem om de deur, in Wenen. Niet omdat de naam van Bruegel op een gegeven moment opduikt in zijn verbluffende meesterstuk Onder de Drachenwand. ,,Maar omdat hij bij mijn schrijven past”, zegt hij bij een bezoek aan Amsterdam.

,,Ik houd zelf niet van omhoog gevallen of zogenaamd vooraanstaande figuren. Bruegel schilderde de gewone mens. Hij had een groot gevoel voor de wereld van alledag en oog voor de verscheidenheid en absurditeit van het alledaagse. Ik houd van hem omdat hij niet eendimensionaal is.”

U en hij delen een desinteresse in de klassieke elite.
,,Ik zal altijd volhouden dat de extreme gevallen in een samenleving minder complex zijn dan de mensen in het midden. In het midden mengt zich alles. De mensen in het midden hebben hun aandeel in het goede én in het kwade. In wijsheid en in domheid. Het is de vraag wat ze daar van maken. Vooraanstaande figuren lijken dan wel even interessant, vaak omdat ze egocentrisch zijn, maar ze zitten eenvoudiger in elkaar dan doorsnee mensen. Egocentrisch is op het eerste gezicht interessant, maar bij de tweede keer kijken stel je vast dat het egocentrisch is en verder niks. Dat is het dan. Er groeit geen gras in de schaduw van het egocentrische.”

Onder de Drachenwand wordt inderdaad bevolkt door gewone mensen. Het is 1944. De jonge soldaat Veit Kolbe krijgt toestemming bij te komen van de gevechten aan het Russische front en komt in het Oostenrijkse plaatje Mondsee terecht, in een afgelegen bergachtige streek in de schaduw van de reusachtige bergtop de Drachenwand. Hij, en alle andere dorpsbewoners, proberen de eindjes aan elkaar te knopen. Zijn hospita gelooft nog dat de nazi’s de oorlog zullen winnen, anderen houden zich liefst zo gedeisd mogelijk, weer anderen zijn juist hier naar toe gevlucht. De armoe is schrikbarend, de onderlinge verhoudingen zijn hard, de tijden donker en guur.

Arno Geiger: ,,Veit Kolbe is een gemengd karakter. En gemengde karakters zijn de grote uitdaging voor een schrijver. Omdat je zo’n personage niet meteen vat. Als je denkt ‘m te hebben, zal hij laten zien dat hij ook nog iets anders is. Hij is niet zwart of wit, maar allebei.”

Liet hij u onder het schrijven weten: je hebt me nog niet?
,,Ik wilde hem helemaal niet hebben.”

Maar u wilt hem toch wel begrijpen?
,,Zeker. Dus wat ik doe: ik begeleid hem. In het vertrouwen dat ik aan het eind van de vertelling, als het boek klaar is, slimmer ben dan aan het begin. Dat is niet zo vanzelfsprekend. Ik hoop dat uit de vertelling de zin ervan vanzelf naar voren komt. En dat ik hem dan beter begrijp dan tijdens het begeleiden.”

Show don’t tell.
Lachend: ,,Never trust the artist. Trust the tale. De vraag was steeds hoe Veit op gebeurtenissen zou reageren. Er zijn altijd honderd manieren waarop een mens kan reageren. In de reactie laat hij zich zien, toont hij zich aan mij. Dan wordt hij een lichaam en krijgt hij adem en een polsslag. Ik kende hem pas aan het eind. Aan het begin was er slechts nieuwsgierigheid. Mijn schrijven wordt niet gestuurd door betweterij, niet door het arrogante idee dat ik alles over mijn figuren weet, maar wordt gedreven door nieuwsgierigheid. Ik wil alles over de personages weten.”

In de epiloog vertelt u hoe het de personages verder is vergaan. Ik was verrast dat de roman is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Hoe kwam u Kolbe’s verhaal op het spoor?
Zonder zichtbare verbazing over deze foute inschatting: ,,Het is niet waargebeurd. Dit heb ik allemaal zo bedacht. Ik kon niet in december 1944 ophouden en tegen de personages zeggen dat ik ze niet meer nodig had. Speelt het boek in 2016, dan kan een open einde, in 1944 niet.”

U wilde geen open einde?
,,Er is geen open einde mogelijk op dat moment in de geschiedenis. Ik ben, omdat ik mijn personages serieus neem, hen het leven schuldig. Ik kan niet zeggen dat ik ze niet meer nodig heb. Dat zou niet fair zijn. Ik zou ook terecht de vraag hebben gekregen wat er van hen is geworden. Met een open einde zou ik mijn eigen roman afvallen. Want het zou inhouden dat ik me niet voor mijn personages interesseer en hen niet serieus neem.”

Twaalf jaar heeft u aan de roman gewerkt. Wat triggerde het boek?
,,Dat is wel inclusief voorbereiding. De kiem is een kleine bundel brieven. De correspondentie van een kamp met de naam Schwarz Indiën. Ik noem de brievenbundel al in mijn boek Es geht uns gut. Ik trof de brieven aan op een vlooienmarkt. Brieven van kinderen, van ouders, van beheerders van Schwarz Indiën met opmerkingen als ‘We hebben te weinig hout voor de kachel.’
,,Op zich niet spectaculair, maar je ziet in die brieven hoe diep de oorlog in de vezels van het leven van alledag was doorgedrongen. Voor mij de kans de oorlog van de achterkant te beschrijven, en hoe oorlog doordringt in het gewone leven, bij gewone mensen. In het zesde oorlogsjaar is de oorlog alles overheersend, beheerst alles en iedereen, ieder mens, waar dan ook, ook zij in de afgelegen streken.
,,Bepalend was de naam van het kamp. Schwarz Indiën nog wel onder de Drachenwand. Dat is dé uitnodiging iets te maken. Wie als schrijver brieven vindt van kinderen in 1944 in Oostenrijk in een oord dat Schwarz Indiën heet en zich onder de Drachenwand bevindt, dan moet je. Dan geloof ik, om het zo te zeggen, aan de macht van het toeval. Er waren 2.500 van zulke oorden. Had het Hotel Post geheten, dan was het geen verhaal. Schwarz Indiën klinkt exotisch. Het had een retraite kunnen zijn, maar de aanwezigheid van de Drachenwand maakt dat idee onmogelijk.”

U wist dat u moest.
,,In 2005 wist ik dat, ja. Maar de volgende tien jaar wist ik dat ik nog niet zo ver was. Ik heb er bij voortduring aan gewerkt, geconcipieerd. Ik heb het figuren-ensemble samengesteld en uitgebreid. Sommige personages zijn in die tijd naar de achtergrond geduwd, anderen kwamen naar voren. Het was een ongelooflijk heikele onderneming. Dit moest een geslaagd boek worden. Met dit onderwerp was dat verplicht. Het moest met de grootste zorgvuldigheid gebeuren. Je kunt slechte boeken schrijven, dat mag. Maar slechte boeken over dit tijdperk niet, dat is niet toegestaan. Dit is geen boek dat je even uit de mouw schudt.
,,Ik ben afgestudeerd historicus, maar hier ging ik een terrein betreden dat een historicus niet zal betreden. Een historicus heeft bronnen nodig. Controleerbaarheid is verplicht. Ik kan als romanschrijver de emotionele ruimte betreden. Literatuur moet vertellen over waar alleen de literatuur over kan vertellen. Ik ga hier terug, ik vertel het vanuit die tijd. Het retrospectieve hebben de historici heel goed onder de knie gekregen. Maar de emotionele ruimte, hoe het was, hoe het voelde om in de oorlog te leven, dat kan een historicus niet vanuit de intimiteit beschrijven. De romanschrijver wel.”

h-raab-drachenwand
(De Drachenwand. foto: H. Raab)

Lang voelde hij dat hij nog niet zo ver was. ,,Ik was ontevreden over het concept. Veit Kolbe was er snel. Maar ik wist: je krijgt nooit een driedimensionaal beeld van een personage als je vanuit één perspectief kijkt. Het moest plastisch worden, driedimensionaal. Je kunt niet door één raam kijken. Je moet om het huis heen lopen en ook door de andere ramen kijken.”

Bij ieder personage in het ensemble zocht hij een eigen stem, een eigen taal. Tot hij vaste grond onder de voeten voelde.
,,En zo zijn de jaren vergaan. De vader, de oom, de hospita, Margot, de Braziliaan. Het zijn allemaal stiekeme hoofdpersonages. Zelfs de hond. Ik geloof dat, zonder dat ik mezelf wil prijzen, ook alle nevenfiguren fijnzinnig zijn getekend. En dat is vaak niet zo in romans. Dat is dan wel weer het voordeel van twaalf jaar voorbereiding. Als je begint is het idee te complex, het vraagt te veel van de menselijk geest. Iedere keer moest ik ruimte scheppen. Pas als ik een figuur ‘rond’  had, kwam er weer capaciteit vrij voor een volgend personage.”

Wanneer wist u: en nu kan ik schrijven?
,,Dat was de Braziliaan. Hij kwam pas laat in de roman terecht. Toen ik zag welke plek hij in de roman in zou nemen, wist ik dat ik snel met schrijven zou kunnen beginnen. Hij ontbrak nog. Hij is bijzonder. Hij is wat de Engelsen ‘a character’ noemen. Hij is niet ideologisch, hij is een persoon. Wat hij vindt dat goed is en wat niet, komt uit hemzelf voort. Hij zit in een glazen huis, een breekbaar huis, een kas. Binnen in de kas is het warm. Hij kweekt orchideeën om hun schoonheid. Dat is allemaal tegenovergesteld aan oorlog. Oorlog is koud, oorlog is zin en doel. Schoonheid is geen categorie in de oorlog. En in 1944 was alles ondergeschikt geworden aan zin en doel. Overal stond ‘oorlog’  boven. Margot zegt op een gegeven moment: voor elk mooi woord is oorlog gezet. Oorlogsbruid, oorlogshuwelijk.”

Arno Geiger doet ook typografisch iets bijzonders in deze roman. Op ongeregelde momenten worden de zinnen onderbroken door de schuine streep die ooit Duitse komma heette en tegenwoordig meestal slash wordt genoemd.
Deze: /

In studies en krantenartikelen wordt, als het om literatuur gaat, deze slash ook gebruikt om bij een citaat uit een gedicht aan te geven waar de dichtregel eindigt. Geiger plaatst de slash soms midden in een zin, die vervolgens gewoon weer doorgaat.

Hoe kwam u op dat idee?
,,Ik heb het pas besloten toen ik begon te schrijven. Ik gebruikte deze streep al langer in mijn aantekeningen. Het is daar gewoon een praktisch symbool. In mijn boeken gebruikte ik de streep niet. In deze wel. Ook omdat dit voor mij niet zo maar de volgende roman is. Niet de duizendste roman tegen het decor van de oorlog, of de honderdduizendste waarschijnlijk.  Ik wilde dat de lezer meteen dacht: hé, hier gebeurt iets ongewoons. Dit is iets speciaals.
,,En eigenlijk hebben we niet veel extra tekens tot onze beschikking. Ik was eerlijk gezegd verbaasd wat zo’n teken aan extra mogelijkheden biedt om de tekst ritme te geven. Want zo zie ik het vooral: als ritme geven. Het is meer dan een punt, minder dan een alinea.”

In grote delen van het boek lijkt het alsof we Veit Kolbe’s eigen schrijfsels lezen. Een slash doet vermoeden dat hij op dat moment even is gestopt met aantekeningen maken, bijvoorbeeld omdat het te pijnlijk voor hem werd. Al weet je nooit wanneer hij weer begonnen is, een minuut later, een uur later, een dag later.
,,Inderdaad. De streep signaleert ook dat het wellicht soms echte tekst is. Zo heb ik ervaren dat het op verschillende niveaus goed is voor de tekst. Voor de authenticiteit werkt het ook.
,,De vraag over de schuine streep wordt altijd gesteld. Laatst, na afloop van een lezing, zei een vrouw: ‘Herr Geiger, voor mij is het de Drachenwand’. Op dat idee was ik nog niet gekomen, maar toen ze het zo zei: waarom eigenlijk niet? En zo is de tekst altijd open. De tekst is altijd wijzer dan ik.
,,Dat is de kracht van literatuur, dat is de kracht van schrijven, de kracht van de taal. Als ik het niet zou opschrijven en dus vastleggen, zou het altijd vaag blijven. Daarom is de tekst slimmer dan ik. In het proces van het schrijven krijgt het idee een lichaam en een lichaam heeft een eigen dynamiek. Natuurlijk ben ik degene die het schrijft, maar er is ook een innerlijke kracht waarbij ik alleen nog de pen vasthoud. Soms lijkt het schrijven zich zelfstandig te voltrekken. Dat is het mooiste moment bij het schrijven. Dan denkt de tekst voor mij.”

Daarom zegt u dat u Veit begeleidt?
,,Ja. De beste momenten zijn die dat ik meeschrijven moet.”

Was het lichamelijk zwaar?
,,Zonder te overdrijven: ja. Dat heeft alles te maken met hoe ik schrijf en schrijven wil. Ik heb het in vier en een halve maand tijd geschreven. Heel snel. Omdat ik vind dat het lichamelijk zwaar móet zijn. Vandaag een zin en morgen weer een, dat werkt niet. Ik moet het fysiek ervaren. Daarom moet er hoge druk zijn. Hellecrisis. Er zijn ook gelukkige momenten, maar ook zijn er hellecrisissen. Ik moet mijn aanwezigheid voelen. Maar ik moet me natuurlijk niet zo uitputten dat ik niet verder kan. Wandelen met mijn vrouw helpt, anders zou ik op een bepaald moment van mijn stoel vallen. Daar helpt de ervaring dat ik weet niet te overdrijven. En soms kookten we jam. Leuk werk. Wat ik dan wel meteen in de roman verwerkte en zo laat ik Margot jam koken.”

Je zou het al lezend niet zeggen, maar Arno Geiger heeft het manuscript niet herzien. Zo doorwrocht en uitgebalanceerd het boek is, zo was het toen hij na vier en een halve maand de laatste punt plaatste.
,,Ik houd er niet van nog eens de tekst door te gaan. Ik herzie niet graag. Bij het bewerken heeft het hoofd het laatste woord, terwijl bij het schrijven hoofd en buik allebei meepraten. Ga je er nog eens doorheen, dan vraag je je af: moet ik dit wel doen, mag dat wel? En vaak verander je het dan. Het hoofd is defensief, het hoofd is laf. Als je er vaak over nadenkt, wint aan het einde het defensieve. De buik zegt in de spontaniteit: dit doe ik. Maar dan zegt het hoofd: weet je dat wel zeker? En het hoofd wint. Dat is vaak in het leven zo. Als je als jonge man een vrouw wilt aanspreken werkt het ook zo. Of je doet het of je doet het niet. Zal ik wel, zal ik niet? Dan ben je al te laat.”

Hij spiegelt zich aan een onverwacht voorbeeld, de Amerikaanse beeldend kunstenaar Jackson Pollock, bekend van zijn onstuimige druppelschilderijen. ,,De schilderijen waarvan velen zeggen: dat kan iedereen. Is niet zo. Dat kon alleen Jackson Pollock. Hij kon niets corrigeren. Maar ook hij zal, net als ik, vooraf zeker hebben nagedacht over wat hij ging doen. Grote kunstenaars onderscheiden zich door hun durf spontaniteit de ruimte geven. Dat wijst op vertrouwen. Ik moet vertrouwen hebben in mijn handwerk. In mijn capaciteiten. Ik herzie liever niet. Er kunnen zwaktes in zitten, maar als ik die zwakke punten probeer te corrigeren, is dat een operatie zonder eind. Dat is net als met het gezicht van Michael Jackson. Je kunt er een keertje in snijden, maar als je daarmee doorgaat, komt er een moment dat zo’n gezicht verliest aan levendigheid. Het grootste compliment dat ik kan krijgen is dat mijn boeken levendig zijn. Niet perfect of virtuoos. Maar levendig.”

Jack Kerouac is ook levendig, maar dan totaal anders toch.

Lachend: ,,Totaal ja, maar ik was verrast hoe waanzinnig goed hem dat is gelukt. Zo schrijven zou mij niet liggen. Misschien moet je daarvoor niets willen. Het kan grandioos mislukken, maar als het lukt is het geniaal.”

Uw boek is dus vrijwel identiek aan het manuscript. U wist dat het zo goed was als het is.
,,Nee, maar ik voelde hoeveel kracht het uit zichzelf liet zien. Bij het schrijven al pakte het mij bij mijn nekvel. Een goed teken. Het bleef geen papier, het werd een boek. En ook voelde het goed omdat ik de personages toen bij mij had. Ze waren er door het schrijven gekomen. Aan het begin waren ze virtueel, aan het eind bestonden ze. Dat is het grootste geschenk, dat je boek ademt en een lichaam heeft. De figuren ademen. Dat is essentieel. Er zijn romans die… daar ben je steeds bezig…”  Zwaait met zijn handen, zoekt naar woorden.

..een defibrillator te zoeken.
,,Genau! En heb je er een gevonden, dan leven ze tien seconden en zijn ze alweer dood.” 

 

Arno Geiger: Onder de Drachenwand.
Vertaling: W. Hansen.
415 blz., 24,99 De Bezige Bij.

 

Arno Geiger (1968) won in 2005 de Deutscher Buchpreis voor Es geht uns gut. In 2001 publiceert hij De oude koning in zijn rijk, een (auto)biografische roman rond de dementie van zijn vader. Het boek beleefde ook in Nederland diverse herdrukken.