De Engelse schrijver Robert MacFarlane (o.a. De laatste wildernis, De oude wegen en Landmarks) leidt sinds begin juli een bijzondere leesclub op Twitter. Centraal staat het boek De Ringen van Saturnus van W.G. Sebald. Iedereen kan meediscussiëren of anderszins bijdragen leveren met de hashtags #TheRingsofSaturn en/of #TRoS. VersTwee ging kijken in de Stationsweg in Den Haag, waar Sebald in 1991 in een hotel overnachtte.

 

door THEO HAKKERT

 


Een roman nareizen om te zien of de plattegrond, de huizen, het licht, de geuren, de mensen, de parken zijn zoals ze beschreven staan, heeft niet veel zin. Ooit heb ik de auto gepakt om voor de grap een roman van Bernlef na te reizen, maar de opgegeven adressen klopten van geen kant. Dat de straatnaam klopte, ergens buiten Deventer, was al heel wat.

Maar non-fictie, kan dat? Anders dan Austerlitz, zijn meesterwerk als roman, is De Ringen van Saturnus van W.G. Sebald (1944 – 2001) non-fictie. De ondertitel luidt: een Engelse pelgrimage. Sebald publiceerde het boek in 1995. Het werd al snel vertaald en verscheen bij Van Gennep. In 2007 herzag Ria van Hengel haar vertaling voor De Bezige Bij.

Sebald laat er geen twijfel over bestaan wanneer het boek speelt: de eerste drie woorden luiden: ‘ In augustus 1992’. De Ringen van Saturnus is een beschrijving van een voettocht die hij maakte door Suffolk, het vrij troosteloze en lege ‘buikje’ aan de oostkust van Engeland dat het dichtst bij Nederland ligt. Uiteraard vangt de term voettocht nog niet voor de helft de kern van het boek. Dit is ook een reis door de geschiedenis en cultuur van het land – en door de geest van de wandelaar.

david-jones-shingle-street-suffolk
(Shingle Street, een van de kleinste plaatsen in Suffolk die Sebald bezoekt. Foto David Jones)

Dit laatste maakt dat het dubieus is of de lokale gegevens die hij opvoert wel kloppen en of de personages die hij beschrijft echt (hebben) bestaan. Zo strikt is de scheiding tussen De Ringen van Saturnus en Austerlitz ook weer niet. Het begin van Austerlitz is zeker te bezoeken: het fenomenale station van Antwerpen.

Waar non-fictie de laatste jaren een vlucht heeft genomen door de inbreng van wat literaire middelen worden genoemd is ook het omgekeerde vol te houden: fictie is verrijkt door de toepassing van non-fictie middelen. Sebald is daar een goed voorbeeld van. Hij gaat daar bovendien heel ver in. Hij is de schrijver die foto’s en andere afbeeldingen tussen zijn tekst plaatst – het procédé maakte hem beroemd en heeft school gemaakt. Soms zijn het illustraties bij de tekst, maar vaker zijn of lijken ze willekeurig geplaatst. Wat vervreemding in de hand werkt, zo wordt dan gezegd.

Een sterk staaltje van hoe ver hij gaat met het om de tuin leiden van de lezer is te vinden in het derde deel van De Ringen van Saturnus. Daar schrijft hij over ene George Wyndham le Strange. Een excentrieke vrijgezel die een landhuis bewoonde in Henstead, Suffolk. Hij had zijn huishoudster beloofd dat ze een flink deel van zijn nalatenschap zou ontvangen onder de voorwaarde dat ze altijd met hem dineerde, maar dat er geen woord mocht worden gezegd.
Wat Sebald doet: hij drukt, op pagina 73 van de uitgave van De Bezige Bij, een krantenknipsel af. Er staat een handgeschreven krabbel naast, die het doet lijken alsof het een echt knipsel is uit een archief. Dat is het niet. Dit is letterlijk ‘fake news’. Hij heeft zelfs de moeite genomen het te doen lijken op een krantenbericht. En ook George Wyndham le Strange heeft nooit bestaan. Tegenwoordig is dat gemakkelijk na te speuren. Toen De Ringen van Saturnus verscheen, bestond internet amper en waren zoekmachines zelf nog zoek.
George Wyndham? Hoe ver is dat van Winfried Georg, de twee eerste voornamen van Sebald?

We hebben dus te maken met een auteur die door een Engels landschap loopt, daar tal van bestaande gebouwen en natuur vindt en beschrijft, maar er ook zijn hand niet voor omdraait om fictieve personages en verhalen in zijn betoog op te voeren. Het is zaak om op mijn hoede te zijn als ik op een dinsdag in juli naar en door de Stationsweg in Den Haag wandel. Dit is de straat die recht tegenover station Den Haag Hollands Spoor begint en doorloopt tot ‘Chinatown’.

W.G. Sebald was hier in 1991. Er zit sowieso veel Nederland in zijn boek. Later voert hij een Nederlander op die een landhuis wil kopen, en eerder al, meteen in het eerste (van tien) deel over Rembrandts De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp.

lucian-christante-rembrandt
(Rembrandt – De anatomische les. Foto: Luciana Christante)

In het vierde deel denkt Sebald – ik voer hem gewoon met zijn naam op, op p. 264 staat hij op een foto – terug aan zijn verblijf in Den Haag een jaar eerder. Toen was hij hier, in Den Haag, in de Stationsweg. ‘Een extraterritoriale buurt’, schrijft hij. Een jaar later, in 1992, wanneer hij in Suffolk wandelt, is hij de naam van het hotel vergeten, maar hier heeft hij overnacht.

Voor het hotel geeft hij wel drie mogelijke namen. Wat bijzonder is, of althans afwijkt van de rest van het boek. In geen passage in De Ringen van Saturnus is hij zo kwistig met details als juist deze, in Den Haag. De namen van de mogelijke hotels zijn wel, laten we zeggen, onalledaags: Lord Asquith, Aristo of Fabiola – het lijkt warempel wel of hij Den Haag verwart met Antwerpen of een andere Belgische stad.

Maar goed: Lord Asquith, Aristo of Fabiola. Zijn deze hotels er nog, 27 jaar later? Zijn er überhaupt hotels in de Stationsweg, zo lang is ie nou ook weer niet. Het goede wat je van de Stationsweg kunt zeggen is dat er geen filiaalbedrijven zijn gevestigd en dat ook de gentrificatie nog niet is doorgedrongen. Wel eettentjes, maar geen blitse cafés waar barrista’s met het koffielepeltje zwaaien.

En zowaar een hotel. Eén hotel. Het wordt verbouwd. Een steiger bedekt een deel van de pui, wel is er een naam zichtbaar. Een man is bezig een lichtreclame te bevestigen. Die is nog afgeplakt en er hangt een Schotsgeruit kleedje overheen, maar de kans is groot dat de naam van het hotel er achter verborgen zit. Zodat straks de wandelaar al in de verte de naam vanaf de zijkant ziet: Astoria.
Afgezien van het feit dat de naam associaties oproept aan oude bioscopen, cafetaria’s of zelfs een elektronicazaak, zou Astoria een verhaspeling van Aristo kunnen zijn.

astoria

Aan de overkant van de ventweg staat de eigenaar naar het werk te kijken. Op de vraag of Astoria een nieuwe naam is en hoe oud het hotel is, haalt hij zijn iPhone voor de dag. In no time laat hij een zwart-wit foto zien van het pand in de jaren 80. Toen al een hotel,  toen al Astoria. Ook de andere kenmerken die Sebald geeft – een ruime lobby – lijken niet te kloppen.

En dan schrijft Sebald:

‘Nadat ik wat had uitgerust in de mij toegewezen kamer wandelde ik, met de bedoeling ergens iets te gaan gebruiken, de Stationsweg af in de richting van het stadscentrum, langs de Bristol Bar, Yuksels Café, een Videoboetiek, de pizzawinkel van Aran Turk, een Euro-sexshop, een islamitische slagerij en een tapijthandel, waar boven de etalage een primitief vierdelig fresco van een door de woestijn trekkende karavaan te zien was. ‘Perzenpaleis’ stond er met rode letters op de gevel van het vervallen gebouw, waarvan de bovenverdiepingen met witkalk waren dichtgesmeerd.’

Een uur loopt hij hier rond, inclusief de zijstraatjes. Hij ziet een Amerikaanse slee passeren met een pooier in wit pak, met een goudomrande zonnebril  en een Tiroler hoed op zijn hoofd. Dat gebeurt bij wat Sebald het grachtje noemt dat Stationsweg zou kruisen, maar de straat eindigt hier en gaat over in de Wagenstraat. Waarbij niet onvermeld mag blijven dat zich rechts achter de brug de Bierkade bevindt. Voor wie de bierkaai zoekt om zinloos tegen te vechten.

Zinloos is in feite ook deze zoektocht naar sporen van Sebald en wat hij heeft gezien in Den Haag. Niets uit het rijtje is er nog. Een videotheek en een sex-shop verbaast niet echt, 27 jaar later. Bier, pizza en islamitisch vlees worden er wel verkocht – in aparte winkels, maar niet onder de in het boek opgenomen namen.
Ook perzenpaleizen zijn een zeldzaamheid geworden in het Nederlandse straatbeeld. In dit geval des te betreurenswaardiger omdat Sebald er een foto van heeft opgenomen in het boek.

perzenpaleis-den-haag
(foto van een deel van de pagina in het boek)

Stond dit pand er nou nog maar. ‘Vervallen’  was het al in 1991, maar alleen al vanwege het fresco had het een beter lot verdiend.
Waarmee dus niet eens te bewijzen is dat Sebald daadwerkelijk in de Stationsweg heeft gewandeld en overnacht. Alleen het grachtje, dat ligt er, overigens officieel al in de Wagenstraat. De Zuid Singelgracht.
Zo hebben we een dynamische Stationsweg en een vergane, maar dat is wel de Stationsweg die blijft. Als onderdeel van de literatuur, in een boek van W.G. Sebald, die mogelijk hier heeft gelopen en geslapen en wellicht een pooier heeft gezien met een Tiroler hoedje.
W.G. Sebald: De ringen van Saturnus. Een Engelse pelgrimage.
Vertaald door Ria van Hengel.
Gebonden editie uit 2007 is nog leverbaar.
Uitgave: De Bezige Bij.