door Marjon Kok

De minister-president is een vrouw en er wordt een gruwelijke aanslag gepleegd. Los daarvan gaat het niet best met Alfred Ellerau, de man die zijn verhaal van tien dagen vertelt in de roman Ze zullen denken dat we engelen zijn. Zijn vrouw is dood na een huwelijk dat veelbelovend begon en Alfred heeft zich teruggetrokken in het huis dat ooit van zijn ouders was, in een klein dorpje net buiten de stad. Eén vriend heeft hij daar, de baas van de kroeg om de hoek waar Alfred vaak nog even een biertje drinkt. Daar komt hij schoolgenoten van vroeger tegen, die hem niet kunnen luchten of zien. Het is een kleine wereld, waarin Alfred terecht is gekomen. Hij is geïsoleerd. Het enige lichtpunt is zijn werk. Alfred Ellerau is chauffeur van een busje waarmee hij kinderen met een verstandelijke beperking van huis haalt en naar een speciale school brengt. En aan het einde van de middag weer keurig thuis aflevert, natuurlijk.

Ze zullen denken dat we engelen zijn, de nieuwe roman van Bert Natter, is wederom een ‘tussendoortje’. Hij was eigenlijk aan een groter werk bezig, toen hij op een nacht wakker werd uit een nachtmerrie die hij zelf als verschrikkelijk beschrijft. Hij vond zich in zijn droom terug onder een marmeren terrastafeltje met een onbekende vrouw. Tijdens een terroristische aanslag hield hij zich in de armen van een onbekende schuil voor een kogelregen. Natter besloot de roman waar hij al anderhalf jaar mee bezig was terzijde te schuiven en gaf zichzelf een week om de droom uit te werken. Aan het eind van de week lag er een half boek. Na nog een week was de ruwe versie af van Ze zullen denken dat we engelen zijn.

Wanneer hebben we dit eerder gehoord? Juist. Een paar jaar geleden. Bert Natter had lekkage. De aannemer kwam en joeg hem zijn werkkamer uit. Verder werken aan zijn roman Goldberg, rond de beroemde variaties van Bach, was geen optie. Natter week uit naar de slaapkamer van zijn dochter en begon aan iets anders. In drie weken tijd schreef hij Remington, het verhaal van een vader en een zoon. Een roadroman, waarin vader en zoon in de auto, van Hamburg naar huis, herinneringen ophalen en gesprekken voeren over de kunsten en het leven. Ongelooflijk hoe Bert Natter dit boek – in zo korte tijd – schreef waarin zoveel te ontdekken valt. Ergens in Remington spreken vader (dichter) en zoon (beeldend kunstenaar) uit: ‘het doet er niet toe hoe een werk tot stand is gekomen, als het resultaat overtuigt’.

Die woorden zijn opnieuw van toepassing op Ze zullen denken dat we engelen zijn. Nu, met deze roman flikt hij het weer. Alfred heeft een totaal andere vertelstem. Het is een man met een  klein perspectief op de wereld. Zijn hele leven is erop gericht dagdagelijks kinderen met een verstandelijke beperking thuis op te halen en naar school te brengen. Betekenisvol werk. Maar vooral overzichtelijk.

Totdat. De aanslag op de laatste mooie dag van het jaar. Daarmee begint Ze zullen denken dat we engelen zijn. Luttele minuten voor de gekte toeslaat maakt Alfred kennis met ene Prunella (die náám), die op het overvolle terras bij hem aanschuift. Dan rijdt er een busje het plein op, wordt er geschoten en explodeert er van alles. Alfred trekt Prunella mee naar de grond en redt haar leven waar vele anderen de dood vinden.

De terroristische aanslag is een katalysator waardoor alles op losse schroeven komt te staan. Alfred en Prunella, voorheen wildvreemden, zijn verbonden. Maar moeten ze ook deel van elkaars leven gaan uitmaken? Het is een van de lijnen die de lezer door het verhaal trekt.

Veel interessanter is wat Bert Natter met het geheugen doet. Als Alfred met hulpverlener Jon op het politiebureau de beelden van de beveiligingscamera terugziet, gaat het er op het terras van de aanslag anders aan toe dan hoe hij het heeft beleefd. Zijn herinneringen zijn onbetrouwbaar. En gaandeweg begint de lezer ook te twijfelen. Is Alfred – vanuit wie we alles bekijken – wel degene die we moeten geloven? Er komen steeds meer aanwijzingen die de twijfel vergroten. Leeft Alfred Ellerau in zijn eigen leugen?

Ze zullen denken dat we engelen zijn is een roman over de werking van het geheugen. In zijn hoofd heeft Alfred Ellerau een logisch geheel gemaakt. De werkelijkheid klopt niet, dat weet hij zeker. ‘Mensen laten de wereld kloppen, ze maken een uitsnede van de chaos, leggen willekeurige verbanden die er feitelijk niet zijn en smeden hun indrukken aaneen tot samenhangende verhalen’. Dé werkelijkheid bestaat niet. Ieder ziet er een versie van en maakt zo zijn eigen verhaal. Zoals er ook een verschil is tussen de feiten als ze worden gepresenteerd in de media, en de ervaring van iemand die de gebeurtenissen heeft meegemaakt.

De wereld van Alfred Ellerau contrasteert daar wonderschoon mee. Hij leeft op de rem. In een busje met kinderen die hij heelhuids thuis moet brengen. Een wereld die overzichtelijk is, veilig, en niet voor veel uitleggen vatbaar.
Totdat. De aanslag. En dan is alles anders en moet Alfred Ellerau een nieuwe versie maken van een verhaal waarin hij met zichzelf kan leven.

Bert Natter – Ze zullen denken dat we engelen zijn
302 blz. 19,99 euro
Thomas Rap