De P.C. Hooftprijs 2016 is toegekend aan Astrid Roemer. Hier een herdruk van een interview uit januari 1999 bij gelegenheid van het verschijnen van het slotdeel van Roemers trilogie.


Z

e spreekt zelf van ‘een drieling’. De drie romans die Astrid H. Roemer de afgelopen drie jaar publiceerde vormen een trilogie. Maar er is geen overkoepelende titel en ook de term trilogie dook pas op toen deel 2, Lijken op Liefde (1997) verscheen. Vlak voor kerst verscheen het afsluitende deel, Was Getekend.
“Bij het ordenen van mijn gedachten had ik meteen door dat ik voor mijn personages zo veel ruimte nodig zou hebben dat het nooit in één boek zou passen. Ik wilde een trilogie, maar niet een stereotiepe. Ik wilde niet de lezers het gevoel geven dat ze alle drie delen in volgorde moesten lezen en dat ik dan zeker informatie uit deel 1 zou achterhouden voor deel 2 en 3. Vergelijk mijn boeken maar met een drieling: drie afzonderlijke, aparte, eigenzinnige, complete individuen. Qua stamboom familie.”

De boeken kunnen los van elkaar gelezen worden. Maar Astrid Roemer (1947) laat wel telkens dezelfde personages opduiken, zodat voor wie de boeken wel in volgorde leest een samenhangend beeld ontstaat. Zo keert Cora Sewa, de hoofdpersoon uit Lijken op Liefde heel kort terug in Was Getekend. Dat is genoeg om de hele historie van Cora Sewa’s zoektocht naar schuld en boete in de herinnering terug te roepen. “Zo is het precies bedoeld: mijn cadeautje aan mijn trouwe lezers. Het brengt de eerdere personages weer even tot leven, zodat ook de beide eerdere boeken niet uit de boot vallen.”

Het is een ambitieuze trilogie. De schrijfster behandelt de problematische relatie tussen Suriname en Nederland. Maar dan op het niveau van de gewone mensen. “Mijn boek is niet politiek. Het gaat over Suriname, zeggen ze wel eens. Alsof dat een verwijt zou moeten zijn. Maar daar gaat het niet over. Het gaat over mensen.”

Over Pedrick de Derde A. bijvoorbeeld. Hij is de hoofdfiguur uit Was Getekend.
In de nacht voordat hij zijn vrouw en kinderen uit Nederland terugverwacht overpeinst hij zijn levensgeschiedenis. Zijn familie, de ontmoeting met zijn vrouw, de bouw van hun huis op een woest stuk land en zijn afkomst. We lezen zijn versie van het verhaal; zijn vrouw zou het ongetwijfeld heel anders vertellen. En dat lees je dan tussen de regels door.
Korte regels wel te verstaan. Net als voor de beide eerste delen, Gewaagd Leven (1996) en Lijken op Liefde heeft Astrid Roemer voor Was Getekend een zeer bewuste keuze uit het taalregister gemaakt. “Ik heb mij er iedere keer weer op toegelegd voor mijn belangrijkste personages een eigen taalgebruik te kiezen. Een idioom dat ook past bij wie die persoon is. En bij deze man, Pedrick de Derde A., passen korte zinnen. Punten. Geen komma’s. Geen voegwoorden. Het verschil met Cora in het vorige boek is dat haar zinnen ook kort lijken, maar interpretaties zijn van feiten. Zijn zinnen zijn vooral feitelijk. Je kunt zeggen dat ik de emotie vooral wilde laten ondergaan, laten verdwijnen in het ritme. De man komt uit de taal voort. Het schrijven van deze trilogie heeft mij bij de stilte van de taal gebracht. Ik weet één ding nu zeker: dat de taal zich iedere keer weer nieuw ontvouwt om mijn verhaal vorm te geven.”

Negen jaar denk- en schrijfwerk zit er in haar drieling. “Ik ben er de architect van en de bouwvakker. Negen jaar, en dat het dan lukt. Het project was af toen Was Getekend op tafel lag. Het gevoel van: het kan!. Met taal is alles wat ik bedenk mogelijk.”
Alsof ze daar aan twijfelde. “Nee, er was verbazing juist. Elke dag als ik weer begon de vraag waar het vandaan ging komen. Als ik bakker was, wist ik het wel. Daar ligt de meel. Maar bij schrijven?”
Ze praat nu nog over haar boeken en dan wil ze wel eens van de personages af die nog steeds in haar hoofd rondspoken. “Zo lang ik nog moet praten, komen ze nog langs. Ik zou ze wel kwijt willen. Ik heb lang en intens met ze geleefd. Ik heb hun leven geleefd. Als het laatste woord gevallen is, wil ik afscheid nemen.”

Zoals ook in Was Getekend veel afscheid wordt genomen. Tijdelijk, maar soms ook voorgoed. De dood spreekt een hartig woordje mee, al levert dat zeker geen somber boek op. “Ik ben blij dat de dood zo in mijn werk voorkomt, want de dood is zo aanwezig in ons leven. De bizarre werkelijkheid dat je zo bericht kunt krijgen dat iemand overleden is, verongelukt of neergestort. Het feit dat statistisch nu al vaststaat hoe veel mensen dit jaar zullen verongelukken. De dood wijst ons erop dat de momenten van ècht leven des te belangrijker zijn. De aanwezigheid van sterven is eerder een feest in ons bestaan dan iets sombers. Het is juist een geruststellende gedachte dat dingen overgaan. Je moet er toch niet aan denken dat je driehonderd jaar oud zou worden. Ik zou niet meer willen lopen of eten. Als er geen eind is, is het leven onmogelijk. Je kunt ook zo’n trilogie alleen maar schrijven vanuit het besef dat er ooit een laatste punt komt.”

De boeken spelen in het recente verleden en wie het dan over de relatie Suriname – Nederland wil hebben, komt niet om de decembermoorden en andere politiek-gevoelige onderwerpen heen. “Ja, je raakt gevoelige tenen, maar dat moet dan maar. Deze drie romans zijn de geschiedenis van een verwerking. Je helpt als schrijver de gemeenschap de onvergetelijke zaken te verwerken. Dat heeft de literatuur altijd gedaan. Het klinkt wellicht ouderwets, maar ik denk dat alles in het leven zin heeft. Dat alle soorten beroepen en talenten die mensen hebben ergens toe dienen. En dit, schrijven, is wat ik kan. Anderen hebben mensen opgevangen, letterlijk, die opgevangen moesten worden toen al dat vreselijks gebeurde.”
Ze wilde de gebeurtenissen vastleggen voor de geschiedenis. `Ik zie dat niet als taak van de schrijver. Hooguit als taak die je jezelf stelt. Iemand moet het doen. Ik hoop van harte dat ook andere schrijvers teksten maken over wat er in ons is omgegaan toen dat allemaal gebeurde.’
Een drietal boeken. Een drietal woorden ook. Ze keren telkens terug in Was Getekend: beul, verrader, moordenaar.
“Wat mij steeds weer bezighoudt, is de vraag hoe mensen kunnen doden. We weten dat in elk van ons de potentie schuilt om in die geestestoestand te komen om het te doen. Wat is er dat zoiets kan? Zijn er ook mensen die het nooit zouden kunnen? Bijvoorbeeld mijn hoofdpersonage Pedrick de Derde A. Wat ik hem niet laat doen, is doden. Toch doodt hij bijna waar hij het meest van houdt. Daar gaat dit boek over: de zoektocht naar binnen. De zoektocht naar de rudimenten die zouden aanzetten tot liegen, tot pijn doen, tot doden.”

“De afgelopen eeuwen zijn we bezig geweest onze buitenwereld zo goed mogelijk in te richten. Dat hebben we vreselijk goed gedaan. Maar daarbij hebben we andere dingen vergeten. Onder andere mensen een gevoel van welbehagen te geven. En uit onbehagen komen zulke vreselijke dingen voort. Mensen hebben het gevoel dat ze achtergesteld worden. Ze krijgen op televisie voorgeschoteld hoe lekker het leven kan zijn. Het maakt ze echter onrustig. Ze krijgen het gevoel dat wat zij hebben niet genoeg is. Want zeg nou eerlijk: hoeveel mensen zijn er nou werkelijk die het breed hebben?”

Een hobby van Astrid Roemer is de astronomie. Het thema zagen we in Gewaagd Leven. “Het is mijn eigen gedachteconstructie, hoor,” zegt ze bij voorbaat, “maar ik denk wel eens dat de aarde de plek is waar een experiment wordt gehouden met de vrije wil. Een proeftuin waar getest wordt hoe de vrije wil zich verhoudt tot ethisch handelen. Alle geïnspireerde verhalen van alle tijden, ook de relgieuze gaan over de vraag hoe wij de vrije wil kunnen hanteren zonder anderen schade te berokkenen. De verhalen uit alle heilige boeken gaan daar over. De schrijvers ervan confronteerden hun gemeenschap zo met de begrippen goed en kwaad. Iedere keer weer. Dus daar zal een volgend boek van mij ook weer over gaan.”

(als kader bij het interview)

“Ik vind het toch wel een belangwekkende trilogie die ik heb geschreven,” meent Astrid Roemer zelf. De schrijfster stelde in de drie samenhangende romans Gewaagd Leven, Lijken op Liefde en Was Getekend politieke, diep-menselijke en aktuele kwesties aan de orde. Ze roerde grote thema’s aan en behandelde ze op het niveau van de gewone man en vrouw tegen de achtergrond van het recente verleden. Elk boek bovendien in een sprankelende, eigen stijl – bloemrijk en beeldend. Critica Elsbeth Etty vergeleek de trilogie qua ambitie en uitvoering terecht met de cyclus De Tandeloze Tijd van A.F.Th. van der Heijden. Maar waarom is het verder zo stil rond dit grote, grootse project?
“Moet ik de waarheid zeggen? Màg ik de waarheid zeggen,” lacht ze. “Er is een soort netwerk van personen dat cachet, structuur en waarde bepaalt van de Nederlandse literatuur. Dat netwerk heeft wat mijn trilogie betreft nog niet zo gereageerd als op een trilogie als deze zou moeten. Denk ik. Maar het geeft niet. Je zou kunnen zeggen dat ik nog relatief jong ben. Maar vooral telt het feit dat ik mag publiceren. Dat mijn uitgever mij graag uitgeeft. Dat er een literaire sfeer om mij heen is. Het betekent toch wel dat de literatuur mij heeft opgenomen.”