Eva en Sonja
(Sonja Barend interviewt Eva Rovers. Foto: VersTwee)

Liefst 600 bezoekers kwamen zondagmiddag af op de presentatie van BOUD, de biografie van Boudewijn Büch, van de hand van Eva Rovers. Rijen wachtenden van de Lutherse Kerk tot aan het Spui aan de ene kant en de Universiteitsbibliotheek aan de andere. “Menig kerkgenootschap zou jaloers zijn op deze opkomst”, grapte opperstalmeester Erik van Muiswinkel.
Eva Rovers heeft vijf jaar geschreven aan de biografie, nadat ze eerder naam had gemaakt met een biografie van Helene Kröller Müller. Wat zij en Büch deelden, behalve liefde voor kunst? Verzamelen. Wat meteen in herinnering roept hoe breed de belangstelling was van Büch. Weliswaar was hij dichter en schrijver, en daarnaast televisiemaker, maar wellicht was hij vooral verzamelaar. Zijn huis aan de Keizersgracht bevatte bij zijn overlijden – op 23 november 2002 aan een hartaanval op 53-jarige leeftijd – tussen de 100.000 en 150.000 boeken.
De biografe werd geïnterviewd door Sonja Barend, die Büch kende uit de tijd dat beiden voor de Vara werkzaam waren. Hij maakte reisprogramma’s, boekenprogramma’s en later schoof hij aan bij Barend & Van Dorp, maar dat was voor RTL.
Sonja Barend dacht hem te kennen, zei ze, maar uit lezing van de biografie was haar duidelijk geworden dat hij veelkantiger was dan ze dacht. Het gesprek ging vooral in op de vraag waarom meteen na het overlijden van Büch publicisten het nodig vonden hem te ontmaskeren. Zijn claim dat hij een zoontje had die op jonge leeftijd was overleden – de kern van zijn meest succesvolle en verfilmde roman De kleine blonde dood – bleek onwaar. Waarom werd het hem niet gegund de fantast uit te hangen en zijn eigen leven te bedenken, schrijvers bedienen zich steeds van fictie. Hoe veel voorbeelden zijn er niet  van alter ego’s en schrijven onder andere namen? Vanwaar deze “wraakoefening”? Waarom meteen het hoofd eraf? En waarom niet bij leven al?
(Al heeft Theo van Gogh hem destijds bij een interview al voor de voeten gegooid dat ‘zijn zoon nooit had bestaan’.)
Volgens Eva Rovers speelde de tijdgeest hier een rol. “Mensen hadden geen behoefte om achter het masker te kijken”. Bovendien kon Büch slecht tegen kritiek. Hij zou het hebben weggewimpeld of ontkend.
Boudewijn Büch (1948-2002) heeft grote delen van zijn (auto)biografie bij elkaar verzonnen en gefantaseerd. Autobiografictie, noemt Rovers dat. “Ik wou dat ik dat woord zelf had bedacht.”  Hij had Mulo, maar schermde ermee dat hij drie studies had gedaan en binnenkort zou promoveren. Zijn archief zou tot 2030 gesloten blijven, maar Eva Rovers kreeg toestemming van de familie om het te gebruiken. Ze vond dagboeken. Ideaal voor een biograaf. Maar: “De dagboeken waren oefeningen in verhalen over zichzelf.”
Ze vond zelfs aanwijzingen voor toekomstige biografen. Hij schreef aan een vriend zijn brieven te bewaren. ,,Het zou jammer zijn als er in mijn verzameld werk een brief zou ontbreken.” Hij was toen 19. Rovers: “Hij maakte al een personage van zichzelf.”
De leugens en fantasieën liepen uit de klauw. Met het overlijden van zijn zoontje als dieptepunt. Ook verklaarde hij pedofiel te zijn, in een tijd overigens dat in de politiek nog serieus werd gekeken naar wetgeving waarin seks met kinderen (vanaf een bepaalde leeftijd) zou zijn toegestaan. Een vorm van profileren, stipuleerde Rovers. Hij wilde een interessant leven, een tragisch leven. Belangrijk is, zei ze, om te begrijpen dat Büch weliswaar de feiten verzon, maar dat zijn beleving bij die valse feiten wel klopten. “Hij leefde dan echt!”
Dat de moeder van Büchs niet overleden zoontje zich nooit heeft gemeld met de waarheid, was zijn geluk. Eva Rovers: “Zij gunde hem zijn artistieke vrijheid. Het heeft gesijpeld, maar het heeft nooit tot grote onthulling geleid.”

De bijdragen van Diederik van Vleuten, die het veel te lang over zichzelf had en uitweidde over zijn zomervakantie van vorig jaar (of was het een pastiche op Büchs optredens op tv vroeger?), Jacques van Alphen en Abdelkader Benali toonden aan hoe veel invloed het enthousiasme van Büch heeft gehad. Hij heeft Van Vleuten op het spoor van ontdekkingsreiziger James Cook gezet en Benali aangestoken met zijn liefde voor Goethe.
Benali vatte Bachs fascinaties scherp samen: “Hij hield van alles dat met uitsterven werd bedreigd.” (Met Mick Jagger als uitzondering?)
Van Alphen, dierenecoloog bij het Instituut Biologie Leiden, kende Büch al in diens jeugd. Later zou hij erg genieten van de vier programma’s die Büch wijdde aan de dodo, een uitgestorven vogel die alleen op Mauritius voorkwam. In 1992 had Büch geen antwoord gekregen op zijn scherpe vragen. Sindsdien, zei Van Alphen, zijn 32 publicaties over de dodo verschenen. Op die nieuwe inzichten gebaseerd kwam hij alsnog met de antwoorden op die oude vragen.
Ja, de dodo is uitgestorven omdat Nederlandse opvarenden te veel op het dier hebben gejaagd. Ja, de dodo was een groot uitgevallen duif. Nee, op andere eilanden kwam hij niet voor.
Eva Rovers overhandigde het eerste exemplaar aan Peter van Zonneveld, een van de vele vrienden met wie Büch gebrouilleerd is geraakt. In tegenstelling tot andere vrienden heeft hij toch alle Büchania en boeken bewaard. Van Zonneveld was zichtbaar ontroerd.
Over haar werkwijze bij het schrijven van de biografie zei Eva Rovers nog: ,,Ik heb vooral niet willen oordelen. Ik ben hem met open vizier tegemoet getreden.”

Christian Guthier dodo
Tekening van dodo’s. Christian Guthier