Nooit geweten hoe ballet alle facetten van het leven kan weerspiegelen? Lees dan The Complete Ballet van John Haskell.


door Theo Hakkert

Twaalf jaar geleden werd een roman van John Haskell vertaald, een Amerikaanse schrijver. De titel van zijn debuut, Purgatorio, verwees uiteraard naar Dante, terwijl de zeven hoofdzonden fungeerden als hoofdstuktitels. Er zat een piepkleine verwijzing naar Nederland in. Het verhaal deed denken aan dat van Het gouden ei van Tim Krabbe, de basis van de film Spoorloos van George Sluizer. In Purgatorio gaat een man even afrekenen bij een tankstation. Om bij terugkeer vast te stellen dat zijn auto, met zijn vrouw erin, is verdwenen. Hij belandt in een Amerika dat hij niet herkent, een parallel universum van Murakami-achtige proporties.

Vervolgens verdween Haskell voor Nederland geheel buiten beeld, maar hoe onterecht dat is bewijst zijn nieuwe roman, zijn derde inmiddels: The Complete Ballet. Alleen de ondertitel al: A Fictional Essay In Five Acts. Je weet: hier is een schrijver bezig met iets wat ongewoon is.

Vijf aktes inderdaad, vijf hoofdstukken, waarvan vier zijn genoemd naar het klassiek-romantische ballet dat er in aan de orde komt: La Sylphyde, Giselle, La bayadere, Het zwanenmeer en Petrushka – dit laatste is een moderner werk. De inhoud van elk van deze stukken wordt verteld door een verteller die in het boek geen naam krijgt, maar wiens levensverhaal subtiele verbanden kent met het ballet. Een levensverhaal dat overigens ‘pulp fictie’  amper overstijgt (en ontleend lijkt aan een film van John Cassavetes: The Killing of a Chinese bookie. Deze film wordt niet genoemd, wel gaat Haskell uitgebreid in op Cassavetes’  A Woman Under The Influence).

De man is in ballet geïnteresseerd geraakt door zijn dochtertje, die al heel jong verzot is geraakt op De notenkraker. Later is ze verongelukt, wat ook tot het einde van zijn huwelijk heeft geleid – en zijn fascinatie voor ballet heeft aangewakkerd. Alleen al de dood van deze dochter is genoeg voor menige verwijzing naar balletten. De verhalen die hij, op essayistische wijze, samenvat gaan stuk voor stuk over geliefden die onbereikbaar worden door hun dood, vaak indirect door misverstanden en gebroken beloften. Een eed die niets waard blijkt, een fatale vermomming, een afgeluisterde leugen – en de smachtende of versmade geliefde verdwijnt in de nevelen van de tijd.

Hoe esoterisch een verhaallijn in het ballet ook mag lijken, in de pulp-lijn gaat het er weinig anders aan toe. Haskell hoeft de verhaallijnen niet eens expliciet naar elkaar te laten verwijzen of door elkaar te weven, zoals ze nu na(ast) elkaar staan, vaak gescheiden door een witregel zijn de parallellen duidelijk genoeg. Falen, imitatie, bluffen, zelfbedrog, verraad – in de werelden van het ballet is het niet anders dan aan een pokertafel. Ja, inderdaad, het is een pas de deux aan verhaallijnen, maar als Haskell iets doet, is het juist deze al te voor de hand liggende vergelijkingen vermijden.

In de pulp-lijn is de verteller een masseur. Hij koestert een vriendschap met Cosmo, een nachtclubeigenaar. Op een avond laat hij zich verleiden deel te nemen aan een spel poker, hij overspeelt zijn hand en is dan een stel gangsters 20.000 dollar schuldig. Een bedrag dat hij nooit kan terugverdienen, dus heeft hij een groot probleem. Cosmo kan hem ook niet helpen. Cosmo heeft een vriendin, Rachel, met wie hij zo close wordt dat hun drie-eenheid zo uit Giselle weggelopen lijkt. En zo gaat het maar door.

Misschien wel de mooiste passages in de roman zijn die waarin Haskell zo precies mogelijk beschrijft hoe de verteller als masseur spieren losmaakt door ze te prikkelen, te pijnigen, uit te dagen en te misleiden. Ook hier zijn de parallellen met de personages uit de ijdele dansstukken even evident als onuitgesproken. Mooi wanneer een roman deze lichamelijkheid heeft.

In akte 2, over Giselle, gaat Haskell wel heel even de brug tussen ballet en pulp over. Zoals een man in het ballet zich tracht voor te doen als zijn rivaal, zo heeft de verteller getracht te doen als Cosmo. Op andere plaatsen in de roman is deze uitleg niet nodig, want de bewegingen in de verhaallijnen spiegelen zich zacht.
Meeslepend is het woord (omdat daar beweging in zit) voor dit procédé. John Haskell laat de verhalen zwieren. Tegelijkertijd houdt hij zich stilistisch in. Geen overdadig gezwier, geen pirouettes, geen links- of rechtsdraaiende tussen- en bijzinnen. Geen maniërisme. Deze koelte past, deze koelte voegt een extra laag van verwondering toe aan deze breekbare vertelling. Heel mooi.

John HaskellThe Complete Ballet. A Fictional Essay In Five Acts
200 p’s. Graywolf Press.

foto: Forrest O.