Hoe verder we, qua tijd, van de Tweede Wereldoorlog verwijderd raken, hoe schaarser de authentieke herinneringen. Dit is het tijdperk van de laatste restjes. Wie nog iets weet, moet het snel doorvertellen. Of opschrijven.

Volgende generaties zijn allang bezig vast te leggen wat ouders, grootouders en overgrootouders nog weten of hebben moeten meemaken. Dan laten we de fantasieverhalen nog buiten beschouwing. Maar wie doet het nog zelf?

De literatuur vaart wel bij deze momenten. Onvergetelijk het boek van Katja Petrowskaja en de manier waarop zij haar familieverleden en -verhaal heeft trachten de reconstrueren. De schreven gelijmd, de puzzelstukken gelegd. Klopte het allemaal, hoeveel was echt, was overal bewijs voor? Verlangen we dat van de literatuur, is de vraag die daar meteen overheen komt.

Het antwoord is nee, maar hoe loffelijk is het streven om zelf dat wat er nog is bijeen te brengen en het daarbij te laten? Als er nu niet meer is, aan feiten, documenten, objecten, dan is dat maar zo. Liever dat dan fantaseren of gissen. Deze gedachte ligt ten grondslag aan het indrukwekkende boek Het innerlijke toneel [feiten] van de Franse schrijver Marcel Cohen (1937).

Zoals zijn geboortejaar aangeeft was hij 3 jaar toen de oorlog begon en 8 toen die voorbij was. Toch zijn dat niet de piketpaaltjes die zijn oorlogsjaren markeren. Dat is de periode tussen september en december 1943, de maanden dat zijn moeder, vader en zes andere familieleden in Parijs werden opgepakt en naar Auschwitz gebracht, waar ze later door de nazi’s werden vermoord.
Wat weet hij nog, wat zijn herinneringen en kan hij die mogelijk aan de hand van oude voorwerpen (en geuren!) nog voor zijn geestesoog terugplaatsen? Dat is de inzet van dit boek.

Hij schetst zes portretten-in-fragmenten, waarvan sommige noodzakelijkerwijs heel kort, van zijn familieleden, Joden die werden afgevoerd, weggevoerd, gedood. Te beginnen met zijn moeder, Marie Cohen, gevolgd door een portret, voor zover het die naam mag hebben, van zijn vader Jacques Cohen.
Alleen al door de distantie komen deze, ik zou willen zeggen, lemma’s met een klap binnen. Vijf was hij, de zoon, vijf en een half – een half jaar kan op zo’n leeftijd een cruciaal verschil zijn. Wat weet hij nog? Te weinig om ze steeds als moeder en vader te zien. De woorden vallen wel, maar het is vooral Marie Cohen over wie hij schrijft, beurtelings in herinneringen en – cursief – in geleende verhalen, opgehangen aan associaties of gebaseerd op informatie van derden.
‘Er zijn te veel lacunes om portretten te kunnen schilderen, en elke poging om die onderling tot een verhaal te verbinden zou een volslagen fictief karakter hebben. Dat zou namelijk betekenen dat afwezigheid en leegte onder woorden kunnen worden gebracht.’
Hij gaat op onderzoek uit. In mei 1996 bezoekt hij, tegen heug en meug, de onthulling van een plaquette bij het ziekenhuis waar zijn moeder werd verpleegd. Verdwalen sluit hij niet uit, maar tot zijn verbazing weet hij vanaf metrostation Bel-Air de weg nog. Verbazing die al snel overgaat in een schuldgevoel.

Achterin het boek staan afbeeldingen van de zeven objecten die hij nog bezit uit die tijd, relikwieën die een tastbare band met het verleden vormen. Een eierdopje in de vorm van een beer. Het moet wel bijzonder zijn, schrijft hij, anders had iemand het allang weggegooid.
Speciale vermelding behoeven de geuren. Geur maakt, zoals bekend, het geheugen open. Beelden van zijn ooms doemen op uit de mist van de tijd, die geen mist is maar de geur van aftershave. Hij weet zelfs uit te zoeken dat er verschillende varianten van geurtjes waren en wat de favorieten van de heren waren.

Het is dit grijpen naar houvast, het vasthouden van het weinige dat dit boek zo bijzonder maakt, zo aangrijpend. Je gunt hem meer, tegelijkertijd is hij te prijzen om zijn terughoudendheid. Hij doet het met wat er is. 124 bladzijden tekst bevat het boek. Het heeft, naast de documenten, nog meer foto’s. Elke pagina tekst is tenminste iets. De wrange boodschap hier is dat de dunheid van het boek bijdraagt aan het besef hoeveel er verloren is. En dat wie zich in de nabije toekomst, net als Marcel Cohen, beperkt tot de feiten uiteindelijk met lege bladzijden kan blijven zitten, of een leeg boek. Met de leegte zelf.

THEO HAKKERT

Marcel Cohen: Het innerlijke toneel [feiten].
Vertaling: Katelijne De Vuijst.
138 blz., 17,50.
Athenaeum – Polak & Van Gennep

foto: Vincent Noel