Op het omslag staat een wielrenner afgebeeld. Een zwartwit foto. Zo te zien heeft de coureur geen fiets met versnellingen en aërodynamisch is zijn kleding ook al niet. Een Tour de France van voor de oorlog. De titel van de roman, De onzichtbare mijl, zou ook kunnen duiden op een wielerroman. Maar dat is het debuut van David Coventry, uit Nieuw Zeeland, hooguit aan de oppervlakte. Dit is een roman over herinnering, over oorlog, over herinneringen aan oorlog, over oorlog aan de herinnering.

door Theo Hakkert


,,Eerst moest ik mijn vrouw uitleggen wat ik aan het doen was. Ze heeft namelijk een grote hekel aan sport.” Zegt David Coventry (1969) tijdens een bliksembezoek aan Nederland. ,,Dus ik moest mijn stinkende best doen om mijn vrouw te overtuigen.” Hij ging een boek schrijven met sport dat zij toch goed zou vinden. ,,Zo poëtisch mogelijk, spannend.”
Dat zijn vrouw het uiteindelijk een geweldig boek vond, kwam natuurlijk vooral omdat het wel gaat over de (historische) deelname van een Nieuw Zeelandse wielerploeg aan de Tour de France van 1928 – de eerste Engelstalige ploeg ooit – maar dat de roman in diepere lagen gaat over de confrontatie van de renners met het verleden van hun land. Tien jaar na het einde van WO I is een peloton Nieuw Zeelanders terug in Europa, terug in de buurt ook van de streek waar The Great War duizenden en nog eens duizenden soldaten het leven had gekost. Met een groot aantal Nieuw Zeelanders bovendien. ,,Het land was toen nog jong. Toen de Engelse koning Nieuw Zeeland te hulp riep, werd daar gehoor aan gegeven. Het werd een ramp.” Waar de soldaten ook meevochten, ze werden afgeslacht.
,,Het trauma is groot, nog altijd. In elk dorp in Nieuw Zeeland vind je monumenten en gedenktekens met de namen van de gesneuvelden.”
Eerst namen de troepen deel aan wat de slag om Gallipoli zou gaan heten. Samen met onder andere Australiërs. Nu heet het dat de slag het nationale bewustzijn van beide landen zou hebben bevorderd, maar Coventry moet daar niets van weten. ,,Het oude beeld van heldendom is de afgelopen twintig jaar wel bijgesteld. Het is een trauma dat diep in onze psychologie zit.”
Later kwamen Nieuw Zeelandse militairen naar Passendale, ,,en naar de Somme. Horrific. Wat moesten we daar eigenlijk? Jullie hier in Nederland waren neutraal. Het slagveld is nauwelijks meer dan honderd kilometer hier vandaan. En dan wij, wij van de andere kant van de wereld.”

Coventry, David (c David Coventry) rechtenvrij
(foto: David Coventry)

De roman komt indirect voort uit de herdenking van honderd jaar Eerste Wereldoorlog. Coventry werkte op het nationaal filmarchief. ,,Opeens kreeg ik veel aanvragen voor beeldmateriaal betreffende de oorlog.” Een van de aanvragen was voor beeld van Harry Watson, een wielrenner. ,,Ik had nog nooit van hem gehoord.” Hij googelde de naam en las een relaas over de Tour van 1928. Een van de langste ooit, 5476 kilometer, en met materieel dat tegenwoordig niet meer zou voldoen als kroegfiets. ,,Ik ben naar huis gegaan en ben aan het schrijven begonnen.” Hij weet nog precies wanneer. ,,Vier jaar en drie weken geleden.”

David Coventry had in een flits gezien hoe hij de herinneringen aan de oorlog en het nationale trauma kon verbinden aan de Tour van dat jaar. Eerst probeerde hij vanuit Watson te schrijven. ,,Na een maand zag ik al dat dit een slecht idee was.”  Hij koos een van de andere renners als naamloze verteller. Met brede glimlach: ,,Hij had wel een naam, maar die vertel ik aan niemand. Als ik het met mijn vrouw over hem had, was een naam handig. Zo zat ik dicht op Watson, maar was er ook distantie.” Een broer van de verteller is in Vlaanderen gesneuveld. Hoe dichter het peloton bij Flanders Fields komt, hoe meer het in zijn ziel en brein gaat koken. Het worden confronterende etappes.
,,Ik had al snel door hoe dicht, voor mij, de cadans van schrijven en wielrennen tegen elkaar aanliggen. De beweging, de herhaling, het malen. En de pijn en het plezier en de pijn van het plezier. Mijn motivatie om het boek te schrijven was niet wielrennen. Wielrennen was een perfecte manier om verdwaald te raken in de taal van oorlog en de herinnering aan oorlog.”
Hij had al gelezen dat Watson een bijnaam had: ‘de priester’. ,,Ook dat klopte helemaal met mijn beeld. Sport en religie opereren op dezelfde wijze. Rituelen, verhalen, martelaren, daar draait het bij beide om. Om het narratieve.”

Schrijven wilde hij altijd al. Ergens in een map, diep verstopt in een extern geheugen, moet hij een eerdere roman hebben opgeslagen. ,,Geen boek”, vindt hij. ,,Woorden, zinnen. Ik ben altijd goed geweest in zinnen. Maar ze laten vloeien, er een verhaal mee vertellen, lukte me niet.”
Dit lukte pas toen hij aan dit boek begon. ,,Die middag toen ik van het archief thuis kwam. En het lukte ook omdat ik de stem al had.  Ik was op vakantie op Borneo en zat wat aantekeningen te maken, zoals ik mijn hele leven had gedaan. Ik had geen idee wat het zou worden. Ik wilde zoiets schrijven als De onzichtbare steden van Calvino. Wat het ook zou worden, de stem had ik.”

De pijn en de uitputting van de renners kon hij uit eerste hand schetsen. Na een half jaar werd hij ziek. Ernstig. Hij kreeg ME, chronisch vermoeid, een neurologische aandoening. ,,Mijn zuster had het dertien jaar. Ik heb er nog last van, ik functioneer voor 50, 60 procent. Lezen gaat langzaam.”
Schrijven ging nog langzamer. ,,Voor een lange tijd werkte ik 5 tot 10 minuten per dag.” Toen hij het gevoel had dat hij klaar was, liet hij het manuscript aan een bevriende collega lezen. ,,’Gooi 20.000 woorden weg’, zei hij.” Zijn vrouw las hem het voor terwijl hij op de bank lag. ,,Ik zei wat ze moest schrappen.”
Een van de sleutelscènes moest hij toen nog schrijven. ,,Ik heb dat zes maanden moeten uitstellen. Op een middag heb ik me naar het toetsenbord gesleept en heb de scène geschreven. Letterlijk blind tikken. Ik kon niets zien. Ik leed aan dezelfde tunnelvisie als de renners die in volle concentratie op de fiets zitten. Ik moest me letterlijk door de pijn heen werken. Verbazingwekkend hoe weinig tikfouten er in zaten.”

De taal van De onzichtbare mijl is bijbels, poëtisch, vloeiend. ,,Ik ben altijd geïntrigeerd geweest door geschiedenis. Niet door het verleden, maar wat we ermee bedoelen. In religie en literatuur willen mensen geschiedenis maken. Wat zullen ze vertellen? Zijn ze melancholiek? Manipulatief?”
Voorbeelden had hij ook. The book of fame van Lloyd Jones, een klassieker uit Nieuw Zeeland over een reis van het fameuze nationale rugbyteam, bekend als de All Blacks, naar Engeland. ,,Ook dat is slechts aan de oppervlakte een sportboek.” En dan, zegt hij,  is er End zone, een vroeg werk van Don DeLillo. ,,Het ging DeLillo erom in de taal van American Football naar de Koude Oorlog te kijken. In deze mix van historie en fictie wilde ik met de taal van wielrennen naar de Eerste Wereldoorlog kijken.”

Anders Tour 1928

David Coventry: De onzichtbare mijl
Vertaling: Peter Bergsma
351 blz., 21,99 euro
Atlas Contact

foto Phillip Capper