Katie Roiphe: ‘Ik wilde de dood niet begrijpen, maar ik wilde er wel naar kijken van dichtbij. Ik heb me geforceerd naar iets te kijken waar ik doodsbang voor was.’

In Het uur van het violet heeft de Amerikaanse schrijfster Katie Roiphe (1968) de laatste dagen beschreven van vijf grote schrijvers die ieder op hun eigen wijze met de dood bezig zijn geweest, in leven en werk: Susan Sontag, Sigmund Freud, John Updike, Dylan Thomas en Maurice Sendak. De epiloog is een interview over de dood met James Salter, die overleed terwijl zij aan het boek schreef. VersTwee sprak Katie Roiphe in Amsterdam, korte tijd nadat Connie Palmen in De Wereld Draait Door lang over Het uur van het violet aan het woord was geweest.



Voor de gelegenheid heb ik ook nog weer zitten lezen in uw vorige boek,
Lof van het rommelige leven. Essays over de chaos van het dagelijks leven. Ziet u een verband met dit nieuwe boek?
,,Iemand heeft me er zopas op gewezen dat mijn eerste boek ging over daten, college en seks, mijn volgende ging over het huwelijk, daarna kwam ‘het rommelige leven’, over onder andere echtscheidingen en alleenstaande moeders. En nu deze. Dat is wel zo ongeveer de boog van het leven.”
Ze noemt zichzelf – het woord staat ook in het voorwoord van Lof van het rommelige leven – een ‘uncomfortablist’. ,,Ik schrijf altijd over ongemakkelijke onderwerpen. Niet-comfortabele onderwerpen waar mensen niet graag over praten of lezen, onderwerpen waar ze me om zullen haten als ik er wel voor ga. Het past in die boog. Van die onderwerpen is de dood natuurlijk het ultieme. Het meest perverse van mijn boeken is deze.”

Ik proef hieruit dat dit onderwerp onontkoombaar was.
,,Ja, ik schreef er zelfs al aan toen ik nog aan Lof van het rommelige leven bezig was. Acht jaar in totaal. Herhaaldelijk heb ik op het punt gestaan het op te geven. In die tijd ben ik ook zwanger geweest en heb een kind gekregen. Mijn redacteur vroeg of ik wel zeker wist of ik met dit onderwerp, de dood, door wilden gaan. Het is verbazingwekkend dat het boek er is. Het was een privé-obsessie en zeker niet het volgende boek van mij dat mensen zouden willen lezen. Dacht ik.”

Obsessie, u noemt het woord zelf.
,,Ik denk dat het een obsessie is. Het zou rationeel zijn geweest op te geven. Het was zo veel werk. Voor elk hoofdstuk moest ik net zo veel research doen als voor een biografie.  Zo veel details. Zo veel gegraven in archieven. Zo veel gesprekken gevoerd. Gekte op elk niveau. Ik kon het niet opgeven. Ik kon er niet van weglopen.”

Katie Roiphe heeft zich voor Het uur van het violet een andere stijl aangemeten. Ze heeft meer geïnterviewd dan ooit. Ze heeft journalistieke technieken gebruikt die haar vreemd waren. En ze heeft mensen moeten benaderen over een onderwerp waar niet iedereen meteen enthousiast van wordt.
,,Ik vond het nogal ongemakkelijk om mensen te schrijven of te bellen met de vraag: ‘Wil je met mij praten over het sterven van je moeder?’ Het hing vaak tegen voyeurisme aan. Alsof iemand een verdachte was. Om langs hun bedenkingen te komen, moest ik tactisch handelen. Voor mij was alles aan dit werk ongewoon. Ik ben geen reporter, maar dat moest ik worden. Ik moest mensen stalken. Ik moest worden wie ik niet was. In de achtervolging op een verhaal dat ik per se moest hebben.”

De proloog is lang en gaat over uzelf. Waarom? Was dat idee er meteen al?
,,Nee, maar op een gegeven moment vond ik dit boek zo vreemd en ongewoon. Ik had de focus op de dood van deze schrijvers en aan de hand van hun leven en werk keek ik terug op hun levens. Vanaf de dood terug. Ik voelde dat ik moest verantwoorden, in de tekst, waar mijn interesse vandaan kwam. Zonder deze introductie, zouden de andere hoofdstukken veel vragen opgeroepen hebben en als los zand aan elkaar hebben gehangen. Vrij willekeurig ook. Ik wilde niet zelf in de hoofdstukken opduiken. Dan zou ik de aandacht hebben weggetrokken van waar het om ging.”
In de proloog beschrijft ze hoe bij haar op jonge leeftijd een deel van een long moest worden verwijderd. Velen hadden haar al opgegeven. ‘Als ik thuiskom, weeg ik nog geen dertig kilo. Ik ben te zwak om een deur open te maken’, schrijft ze. Hier is haar eigen, vroege, jonge doodsbesef op gebaseerd.
,,Zelf sta ik in eerste en laatste hoofdstuk. Om mijn eigen ambivalentie bij het boek te laten zien. Om het in perspectief te zetten. Het idee was er zeker niet aan het begin, het ontstond ergens halverwege.”

‘Opvallend hoe graag mensen over de dood praten als je ze eenmaal zo ver hebt.’


Waarom deze auteurs?

,,Omdat ik wist dat in het leven en werk van deze schrijvers antwoorden te vinden waren op vragen die ik zelf had over sterven en doodgaan. Ze moesten zelf een obsessie met de dood hebben en erover geschreven hebben. Ik zocht bij hen de woorden bij de confrontatie met de dood zoals ik die zelf niet kon formuleren. Ik heb nagedacht over F. Scott Fitzgerald, Virginia Woolf, Blake, Primo Levi. Ik moest kiezen, ik had mijn leven wel door kunnen gaan met dit boek.”
Ieder hun eigen obsessie ook. Susan Sontag die na twee keer kanker te hebben overwonnen denkt dat ze onsterfelijk is geworden. Dylan Thomas die in het besef van de dood bij de dag leeft. Freud, die gewoon blijft roken ook al weet hij beter. John Updike die nog een nieuw niveau aan poëzie weet aan te boren.

Met als climax een fenomenaal interview met James Salter.
,,Ik vond het verschrikkelijk om hem een brief te moeten schrijven met de vraag of ik met hem over sterven en de dood kon spreken. Dat is nog wel even iets anders dan met een nabestaande spreken. Salter was toen al eind tachtig. Dan is het besef van de naderende dood dagelijkse kost. Ik bewonder zijn werk. Ik verrast dat hij ja zei. Ergens wist ik dat hij een fijn persoon zou zijn om mee te praten.”

Jullie dialogen zijn briljant.
,,Het lijkt wel een toneelstuk. Daarom heb ik ze hier en daar ook als toneeltekst weergegeven. Dat heb ik gedaan omdat het gesprek op een gegeven moment zo intens werd. De interactie moest zichtbaar zijn. Hoe hij mij uitdaagde. Dat gaf ook de absurditeit van het gesprek weer.
,,Wat het extra vreemd maakte voor mij was dat hij stierf terwijl ik aan het boek werkte. Ik vond dat gek, onverklaarbaar zelfs. James Salter zou toch niet sterven?! Ik weet hoe stom dit klinkt, maar ik had daar geen rekening mee gehouden. Wat een schok. En ook nog aan een hartaanval, terwijl we het daarover hadden gehad. In de gespreksruimte waar we zaten, die wel buiten de werkelijkheid leek te liggen, bedacht hij hardop een roman over een man die zou sterven aan een hartaanval. Ter plekke bedacht hij dat. Hij bedacht de personages en vertelde het verhaal maar door, hij kon niet stoppen omdat hij er zo door gevangen werd.”

U heeft met dit gesprek meer uit hem over de dood gekregen dan u in zijn werk had kunnen vinden.
Katie Roiphe knikt. ,,Schrijvers zijn slechte mensen. Ze zijn onthecht van het leven en andere mensen. Ze leiden rare levens. Het gesprek met Salter was hard en zonder sentimentaliteit. Precies wat ik wilde in mijn boek. Geen sentimentaliteit. Niets mooi maken. Ik wilde het helder hebben. Zo was hij ook.”

En het reflecteert in uw stijl.
,,Zeker. Wat ik wilde: niet veel context geven, heel direct zijn. Om die reden. Beschrijvend. Anders ben ik vaak analyserend en zitten mijn boeken vol ideeën, en dat wilde ik nu per se niet. Ook dat moest anders.”

Heeft u een obsessie met zelfmoord ook?
,,Een beetje. Maar een boek over zelfmoord zou ik niet kunnen schrijven. In deze is Dylan Thomas degene die er het dichtst bij in de buurt komt. Maar het interesseert mij zeker. Voor mij, met een over-ontwikkelde angst voor de dood, is zelfmoord uitdagend. Ik hoef er niet over te schrijven. Ik houd van Alvarez’s The Savage God. Hij heeft dat boek al gedaan.”

Wat maakt Dylan Thomas bijzonder?
,,Zijn dood was een soort zelfmoord. Niet een echte. Hij was een man met een ongekende vitaliteit. Tegelijk was hij al net zo zelfdestructief. Hij leefde rechtstreeks richting de dood. Hij was een van de mensen die leven met een besef van de dood, die er hun hele leven aan denken en over nadenken. En erover schrijven ook. Dat was Thomas’ manier van leven. Elke avond kon de laatste zijn. Elke borrel de laatste. Elk gesprek het laatste. Nog één affaire, nog één keer met een vrouw naar bed. Nú! Gretig, daar houd ik van. Het kan aan de ziekte in mijn jeugd liggen, maar ik begrijp mensen die zo leven. Die zijn familie van mij. Ik identificeer mij met hen. Dylan Thomas die overhemden stal van de man bij wie hij logeerde. Bij hem is het nooit morgen.”
Wat deze vijf schrijvers delen, zegt ze, is het gevoel dat het leven elke seconde kan stoppen. Hoe verschillend ze daarmee om zijn gegaan.
,,Het besef hoe kwetsbaar het leven is. Salter, die bijna bij een vliegtuigcrash om het leven komt. Hij vertelde hoe mooi en stralend dan het leven is. Hij wist hoe het is om dicht bij de dood te komen.”

U ook. Heeft u het gevoel in geleende tijd te leven?
,,Absoluut, dat gevoel heb ik. Soms meer, soms minder. Er zijn perioden… Toen ik jonger was, voelde iedereen om me heen zich jarenlang 18 en onsterfelijk. Dat gevoel heb ik nooit gekend. Morgen zouden we sterven, dat dacht ik. Ik was altijd jaloers. Ik wilde ook geen rijbewijs halen. Ik zag me al na een ongeval klem zitten in zo’n blikken ding. Ik had geen controle over de machine, wist ik. De anderen dachten nooit na over de dood. Ik zocht weer anderen op. De jongen die een hersentumor had gehad en terug was op college. Een meisje wier broer was gestorven. Ik draaide altijd om dat soort medestudenten heen. Mensen die aangeraakt waren door mortaliteit.”

Is dat een gevoel dat u kunt uitschakelen?
,,Dat kan en dat gebeurt ook. Je kunt niet altijd in die modus verkeren. Maar dan word ik wel snel een verveeld en vervelend iemand.” Lachend: ,,Al ben ik dan wel stabiel, dat wel, dan wel.”

Wat heeft u geleerd in deze acht jaar?
,,Niets. Ik wilde de dood niet begrijpen, maar ik wilde er wel naar kijken van dichtbij. Ik heb me geforceerd naar iets te kijken waar ik doodsbang voor was.  Sommige gevallen van lang lijden zijn gruwelijk. Anderen gingen met schoonheid. Wat ik heb geleerd is dat je niets kunnen leren hiervan. Schrijvers zijn doodsbang, maar weten vaak een manier te vinden om met hun verbeelding van iets beangstigend iets te maken waar mee te leven valt, hoe gek dat ook klinkt in dit geval, met deze woorden.”

Het vaak gehoorde verhaal dat de schrijver sterft in de hoop dat zijn oeuvre voortleeft, klopt dat?
,,Het is de enige troostrijke gedachte die in het boek overeind blijft. Zoals Salter het zo prachtig zegt: ‘Het leven gaat over in pagina’s.’ Ik bewonder hun kracht. Updike, hoe hij zichzelf dwong tot zijn laatste gedichten. Het was zo moeilijk voor hem, fysiek, je kunt zijn pijn zien aan zijn handschrift. Het zijn waanzinnige gedichten. Het is geen poëzie, het zijn missiven uit een oorlog.  Opeens had hij een nieuw onderwerp. De nieuwheid eraan is fascinerend. Hij poogde dingen in woorden om te zetten om ze te bewaren en te behoeden voor verdwijnen. Pijn in honing omzetten.”

U kreeg veel lof voor dit boek.
Harde lach. ,,Voor mij is het heel ongewoon dat mensen mijn boek prijzen. Niet eerder meegemaakt. Een exotische ervaring. Ik was al blij dat mensen het geweldig vonden. Eerder kreeg ik vooral hatemails, kritiek, onaangename verwijten.”

Moet met dit onderwerp te maken hebben.
,,Dat moet wel. Opvallend hoe graag mensen over de dood praten als je ze eenmaal zo ver hebt. Wil je?, vroeg ik dan. Nee, was vaak het antwoord, maar dat liep zo uit op een een telefoongesprek van vier uur. Ik heb brieven gekregen, epistels. Mensen herkennen zich in de situaties. Er is een honger, een natuurlijke nieuwsgierigheid. Die naar mijn idee wordt aangewakkerd doordat we de dood zo ver mogelijk wegstoppen. Dood is: ziekenhuis. Dood is: onzichtbaar. We duwen de dood weg uit ons leven. We willen er steeds mooier uitzien. We willen gezondheid uitstralen. Maar dat ontkent de fascinatie die we hebben. Die is er. Dood is iets waar mensen, uiteindelijk, heel graag over willen praten. Omdat ze beseffen dat het een onderwerp is dat alle mensen kennen. Het bindt en verbindt. Elke persoonlijke ervaring mag er zijn.”

Katie Roiphe: Het uur van het violet.
Grote schrijvers in hun laatste dagen.
Vertaling: Anne Jongeling.
300 blz., 19,99 euro. Hollands Diep

Foto Katie Roiphe: Jason Andrew