Opeens is er veel te doen over boekverfilmingen. Ze zijn een succes. Maar erkenning krijgen ze lang niet altijd. Tien nominaties voor een Gouden Kalf kreeg Publieke Werken. Geen enkele werd gehonoreerd. Hier een interview uit 1999 met Thomas Rosenboom, schrijver van de roman waar de film op is gebaseerd.


‘Schrijver zijn gaat me steeds zwaarder vallen,’ verzucht Thomas Rosenboom. Zeven jaar werkte hij aan zijn succesroman Gewassen vlees en nu vier jaar aan Publieke Werken. Het isolement vreet aan hem. ‘Ik voel afkeer als ik aan een volgend boek moet denken. Ik heb dit beroep, ik kan er niks meer aan doen.”

door Theo Hakkert

Voor wie in Amsterdam woont of de stad regelmatig per trein bezoekt, is het beeld zo vertrouwd dat het niet meer opvalt. In de gevel van het Victoria Hotel, recht tegenover het Centraal Station, lijken twee zwarte huisjes te zijn ingebouwd, het een hoog en slank, het ander laag en breed. Ze leunen behaaglijk tegen de grauw-grijze hotelgevel. Alsof ze staan te schuilen.

Het was halverwege het zeven jaar durende schrijfproces van zijn vorige, meer dan vuistdikke roman Gewassen vlees dat Thomas Rosenboom (43) door een vriend op dit merkwaardige architectonische feit werd gewezen. `Honderden keren ben ik er langs gelopen en gefietst. Je ziet het, je weet het en je vraagt je er toch niets bij af.’ Een onderzoekje in het Amsterdamse Gemeentearchief bevestigde het vermoeden: de eigenaren van de huisjes hadden destijds een zo hoge prijs voor hun panden gevraagd dat de hotelbouwers er liever achterlangs bouwden dan woekerprijzen te betalen. Dit gegeven vormt de basis voor Publieke Werken, de schitterende nieuwe roman van Thomas Rosenboom, winnaar van de Libris Literatuurprijs 1995 met Gewassen vlees.

In Publieke Werken is Walter Vedder één van de twee eigenaren van de zwarte pandjes. We schrijven 1888. Vedder is vioolbouwer en -restaurateur. Hij meent dat de hotelbouwers geen kant op kunnen en bedingt het dubbele van de prijs die anderen voor hun panden hebben gekregen. Zijn neef Christof Anijs, apotheker in het verre Hoogeveen, weet een goede bestemming voor Vedders fortuin. Anijs heeft zich ontfermd over de armlastige turfstekers die buiten het dorp een schamel bestaan leiden. Anijs stelt voor het geld aan de turfstekers te lenen, die daarmee naar Amerika kunnen emigreren om daar een nieuw en beter bestaan op te bouwen. Met hun daar te verdienen geld kunnen ze Vedder dan terugbetalen.

Een kleine rente is dan zijn winst. ‘Een sociale belegging.’ Maar van een fortuin dat niet bestaat.

`Zoals je weet was Gewassen vlees een zware onderneming. Ik verwachtte dat dit hotelgegeven veel eenvoudiger zou zijn. Het was zelfs te eenvoudig. Het verhaal alleen van Vedder en het hotel was zo afgerond. Meer geschikt voor een toneelstuk in mijn ogen, of een novelle van tachtig bladzijden. Maar die zou dan alleen maar gaan over een man die uit is op veel geld en zo’n personage gaat gauw vervelen. Een echte roman heeft uitstulpingen nodig. Ik moest een neven-intrige hebben om de goede bestemming van het geld naar voren te laten komen, zodat je als lezer hoopt dat het allemaal goed zal komen. Om dramatische redenen dus had ik een andere verhaallijn nodig en dat is de neef in Hoogeveen geworden.’

Het boek is strak ontworpen. De hoofdstukken in Amsterdam en Hoogeveen wisselen elkaar af. `Het was zaak de verhalen snel in elkaar te laten grijpen. Dat schreef heel prettig. Het was goed in balans. De Amsterdam-lijn levert geld op, de Hoogeveen-lijn gaat geld kosten.’

Maar dat is slechts één van de vele parallellen en spiegelingen tussen beide verhaallijnen. Waar de vioolbouwer Vedder bijvoorbeeld door het vooruitzicht op zijn fortuin boven zichzelf uitstijgt, moet de apotheker Anijs juist een stap terug doen wanneer zich een universitair opgeleide concurrent in Hoogeveen vestigt. Wat de beide neven anderzijds juist bindt, is hun dienstbaarheid aan zwakkeren in de samenleving. Vedder ontfermt zich over een arme buurtjongen, terwijl Anijs de enige notabel in het dorp is die oog heeft voor de turfstekers in het veld. Dienstbaarheid die mogelijk voortkomt uit het feit dat zowel Vedder als Anijs kinderloos is. Waarom eigenlijk? Thomas Rosenboom geeft daar een verrassend antwoord op. ‘Omdat ik zelf geen kinderen heb.’

De nadere uitleg volgt vanzelf. `Toen ik begon met schrijven had ik het idee dat personages in een boek interessante gedachtes moesten hebben. Ik had zo mijn twijfel over het interessante van mijn eigen gedachten en dus nam ik voor mijn boek De mensen thuis (uit 1983) een jongetje als hoofdfiguur, want die hoefde geen diepe gedachten te hebben. Later begreep ik wel dat in een roman niet de personages interessant hoeven te zijn, maar het verhaal; dat het verhaal een gedachte weerspiegelt in plaats van dat de personages die hebben.’

De hoofdpersonen in Rosenbooms boeken hadden tot nu toe altijd ongeveer dezelfde leeftijd als de schrijver. In Vriend van verdienste (1985) schreef hij over pubers. Toen hij begon aan Gewassen vlees was de Friese burgemeesterszoon Willem Augustijn van Donck ongeveer dertig. Zeven jaar later, toen het boek af was, maakte Thomas Rosenboom zijn hoofdpersoon nog snel zeven jaar ouder.

`Ik ben ondertussen zo ver dat ik personages aandurf die een andere leeftijd hebben dan ik. Vedder is zestig. Maar hoe het is om kinderen te hebben… Bij Vedder bedacht ik toen die buurtjongen. Ik had nodig dat hij zijn hand overspeelt vanuit een goede bedoeling, omdat Vedder wil dat iemand hem bewondert en waardeert.

Anijs ontfermt zich over een groep turfstekers. Hij moest thuis niet te veel sores hebben. In literatuur moet het namelijk simpel zijn. Je bekommeren om een groep turfstekers is goed, maar dan moet je niet ook nog thuis je kinderen hoeven voorlezen. Anijs ervaart een leegte omdat hij geen kinderen heeft en dan maakt het logischer dat hij zich op anderen richt. Ik heb dus helden zonder kinderen, terwijl bijvoorbeeld de turfstekers wel kinderen hebben. Ze zijn in menselijk opzicht gelukkiger dan hun weldoener.’

Op tafel bij Thomas Rosenboom thuis ligt, naast twee exemplaren van zijn nieuwe roman, deel 10 van het verzameld werk van Fjodor Dostojevski. Een beduimeld exemplaar weliswaar, maar voor Thomas Rosenboom is het nieuw in die zin dat hij alleen dit laatste deel van de Russische grootmeester nog niet heeft gelezen. Hij heeft zojuist de lectuur van ‘De jongeling’ beëindigd. `Het is voor het laatst dat ik het gevoel kan hebben dat ik van hem iets nieuws lees. Daarna rest alleen nog herlezen.’

Hij houdt van Dostojevski vanwege de intriges, het verhaal, de plot. `Als er geen intrige in een boek zit en het voornamelijk blijft bij filosofietjes, zoals tegenwoordig zo in zwang is, is een boek uiteindelijk niets. Daar ben ik heilig van overtuigd. Zelfs Kafka, die toch zo geprezen wordt om zijn filosofische onderwerpen, zorgde altijd voor een goede intrige en dat maakt zijn werk zo bijzonder.’

Intrige versus karakter, Thomas Rosenboom heeft zich uitgebreid in deze kwestie verdiept bij het schrijven van Publieke Werken. `Bij mij staat de structuur van het verhaal voorop, meer dan de karakters. Misschien dat karakters in de literatuur uiteindelijk het belangrijkste zijn voor de lezers, maar voor degene die het maakt, de schrijver dus, is eigenlijk de intrige ontwerpen èn het moeilijkste onderdeel èn het belangrijkste. Want de karakters vormen zich gaandeweg wel. Als basis voor mijn boek had ik een man in Amsterdam, een vioolbouwer, en ik had een apotheker in Hoogeveen. Dan hoop je dat ze al werkende een eigen karakter krijgen, maar dat is niet iets waar je je als schrijver het hoofd over breekt. Veel moeilijker is te bedenken wat er allemaal moet gebeuren in de hoofdstukken.’

`Dat het desondanks de karakters van de personages zijn die beklijven, is iets wat ik zelf als lezer ook ervaar. Als ik Dostojesvki gelezen heb, blijft het karakter hangen. Een personage krijgt pas vorm door wat hij doet. Je bent wat je doet, althans in de literatuur. In het echte leven is dat anders. Veel mensen doen allemaal min of meer hetzelfde. Je karakter staat los van wat je in het alledaagse leven doet. Terwijl in de literatuur een karakter wordt gevormd door de daden.’

Voor Publieke Werken las hij, behalve Dostojevski, ook een hele reeks oude, Nederlandse romans van grofweg honderd jaar geleden, de tijd waarin het boek speelt. De tijd dat het naturalisme hoogtij vierde. Hij las Marcellus Emants, Frans Coenen en J.J. van Oudshoorn, ook al is die laatste van latere datum. `De naturalistische roman vond ik wel een hoogtepunt in de romankunst qua sfeer en psychologie en stijl. Ik ben dat weer gaan lezen, want dat leek me de gepaste toon bij een boek dat in die tijd speelt. Maar de naturalistische roman blinkt -daar gaan we weer- niet uit door de intrige. Het zijn vaak karakterstudies, heel statige romans. Het naturalisme begint bij het karakter en beperkt zich daar ook toe. Het gaat dan bijvoorbeeld over gebrek aan levenslust, over verveling of over eenzaamheid. Die stijl en trant van vertellen heeft mij geïnspireerd en ik heb dat verbonden met de vitaliteit van een echte intrige.’

Na Gewassen vlees weer een historische roman van Thomas Rosenboom. Toeval, meent hij. Het hotel-verhaal speelde zich nu eenmaal eind vorige eeuw af. `Het gaat er mij helemaal niet om een beeld te geven van een historische tijd. Ik doe het wel, maar het is niet mijn doel. Ik ga niet, zoals Hella Haasse, de archieven in om terug te gaan naar de bronnen. Dat gaat mij te ver. Ik ben gewoon een schrijver. Het gaat mij om het scheppende werk en niet om het doorgeven van historische kennis.’

Publieke Werken is zo beeldend geschreven dat het boek een fantastische kostuumfilm zou kunnen opleveren. Je ziet de scenes zo voor je: de turfstekers in het zompige veen, de uittocht van Hoogeveen via Amsterdam naar Amerika, de bouw van het Victoria Hotel en ga zo maar door. `Voor mij is het ook een film.

De kiem, de allereerste vorm van het boek is voor mij visueel. Voor mij zou een film zelfs dichter bij het origineel komen dan het boek. Het boek is een benadering in tekst van iets dat in wezen visueel is.’

Zeven jaar werken aan Gewassen vlees. Vier jaar aan Publieke Werken. Het eenzame bestaan is Thomas Rosenboom een gruwel aan het worden. `Vroeger had ik het puberachtige denkbeeld dat grote schrijvers geen steun bij elkaar hoeven te zoeken. Ze zijn zelf sterk en verdragen anderen niet in hun nabijheid, net zoals leeuwen. Beroepsschrijver zijn gaat me steeds zwaarder vallen, met name het isolement dat erbij hoort. In mijn vriendenkring ben ik de enige nog die zo zonder vaste werktijden leeft. Dat iedereen in mijn omgeving net zo’n ongeregeld leven had als ik, was op een bepaalde manier een steun, en die is nu weggevallen. Het is nu fijn om collega’s te ontmoeten.’

Veelzeggend in dit verband is het verhaal dat hij vertelt over de tijd dat hij redactiesecretaris was van De Revisor, het literaire tijdschrift dat verschijnt bij Rosenbooms uitgever Querido. Hij werkte tot ‘s middags een uur of vier aan Gewassen vlees en fietste dan snel naar de uitgeverij om daar een uurtje de correspondentie te verzorgen. `Daar kwam ik dus allerlei mensen tegen die ik normaliter twee, drie keer per jaar zag, op het Boekenbal en zo. Opeens zag ik ze bijna dagelijks. Ik bleef ze maar een hand geven als ik ze tegenkwam in het trappenhuis. Iemand met wie ik op ‘kustermen’ was, om het zo te zeggen, bleef ik steeds kussen. Na veertien dagen kwam ik er achter dat dat volledig ongepast was. Ik hoefde ook niet steeds afscheid te nemen, iets wat ik gewend was. Je kwam elkaar de volgende dag toch weer tegen. Wat heerlijk, hoe soepel collegiaal contact kan zijn.’

Thomas Rosenboom kan leven van de pen. Van Gewassen vlees werden ruim 50.000 exemplaren verkocht, het boek werd aan tal van landen verkocht en hij ontving er de Libris Literatuurprijs voor. `Voor mijn gevoel ben ik van nature geen schrijver van bestsellers. Ik ben een typische fondsauteur, die van een werkbeurs moet rondkomen. Maar ik ben uit die categorie. Terwijl het voor mijn persoonlijk welbevinden en karakter beter was geweest als ik gedwongen was een baantje erbij te nemen. Je bent zo met je eigen fantasie bezig. Het is een egocentrische manier van leven. Dit beroep past niet bij mijn karakter. Het verzinnen wel, maar de manier van leven niet. Het is met mij net als met mijn personages: het gaat allemaal sluipenderwijs. Stapje voor stapje wordt de apotheker Anijs dokter en hij gaat zelfs opereren. Ik ben sluipenderwijs beroepsschrijver geworden. Ongemerkt ben ik gefixeerd. Ik heb dit beroep, ik kan er niks meer aan doen. Nu moet ik weer een nieuw boek schrijven. Nog twintig jaar. Het idee trekt me niet aan. Afkeer voel ik als ik er aan denk.’

Even later, bij de buitendeur, is de lucht alweer iets opgeklaard. Alsof hij zich verplicht voelt een geruststellende boodschap af te geven, zegt hij: ‘Ik ga wel door. Het is ook een bevoorrecht leven. Tot de volgende keer, bij mijn volgende boek.’

Thomas Rosenboom: Publieke werken
Roman, 488 blz.
Uitgeverij Querido.