‘Het grote voordeel van schrijverschap is dat niets in je leven er niet toe doet. Er zijn geen verloren jaren. Alles draagt bij aan het boek’


In 2011 publiceerde Garth Greenwell bij de Miami University Press een novelle getiteld Mitko. Mitko is ook de titel van het eerste deel van Greenwells debuutroman Wat van jou is (What belongs to you). Het is een van de mooiste romandebuten in jaren, in adembenemende stijl geschreven. Over rauwheid en rouw, over vriendschap en verlangen en op het diepste niveau over het onuitwisbare trauma van misbruik en vernedering.

Een jonge Amerikaanse docent ontmoet in de toiletten onder het Nationale Cultuurpaleis in Sofia een jonge, stoere prostitué genaamd Mitko en raakt door hem geobsedeerd. De gevaarlijke kantjes aan hun relatie stoten hem af en trekken hem aan. Garth Greenwell was ook een jonge Amerikaanse docent in Sofia. De persoonlijke trekjes aan de roman zijn evident.

Garth Greenwell (geboren in Louisville, Kentucky, VS in 1978): ,,Deze nieuwe versie van de novelle is strakker en gecondenseerd. Het was mijn eerste poging in proza. Ik ben opgeleid in poëzie. Ik dacht dat het verhaal klaar was en afgerond. Ik zou iets anders schrijven, maar ongeveer meteen begon ik aan het tweede deel. Omdat ik die stem had. Ik begon dingen te schrijven die ik niet eens wilde opschrijven. Ik zag halverwege pas de connectie met het eerste deel. Ik voelde dat het personage Mitko zich opdrong, zich nog eens wilde laten zien. Zo ben ik een roman ingeluisd als het ware. Het was een proces van ontdekking, van zin naar zin. Een roman geschreven zonder plan.”

PRIVACY
,,Ik had pas in de gaten dat ik een roman schreef toen ik hem af had. In Sofia schreef ik in bijna volledige privacy, want ik leefde en werkte in mijn eentje in Bulgarije. Om half 5 ’s ochtends stond ik op om te schrijven, twee uur schrijven voor de lessen begonnen. In mijn vrije tijd sprak ik met niemand Engels, waardoor schrijven in het Engels mijn meest diepgaande omgang met mijn taal en met mijzelf werd. Lesdagen waren erg intens. Aan het eind van de dag had ik niet de mentale capaciteit om nog te schrijven. Dus werd het ’s nachts. Alleen aan het eind van de nacht kon ik werken. Er gebeurde dan nog niets in de wereld om me heen. Schrijven doe ik met de pen. Geen computer, dus ook geen internet. Geen afleiding. Ik gebruikte de uren voordat je besmet raakt door de actualiteit. Mijn verhaal was de eerste wereld waarin ik kwam na het wakker worden. De privacy ’s nachts, in mijn eigen stilte, mijn eigen taal, mijn eigen verhaal en eigenlijk ook mijn eerste ervaring met proza schrijven. Ik had wel altijd veel gelezen, maar had proza nooit bestudeerd.”


AUTOBIOGRAFIE
,,Het boek speelt zelf met het idee van een autobiografie. De feiten van het leven van de verteller, de dingen die je kunt fact checken, zijn de feiten die hij deelt met mij als auteur. In de middensectie vooral is veel bedacht, maar het snijdt diep in mijn eigen vlees omdat het gebaseerd is op mijn ervaringen in de  jaren negentig in Kentucky.”
,,Altijd als je een narratief maakt, is het fictie. Alle non-fictie is ook bedacht. Op het moment dat je een beginpunt kiest, en dit geldt ook voor een eindpunt, ben je al iets aan het maken, bedenken, verbeelden en ontwerpen. Bij non-fictie ga je een alliantie aan met de feiten, bij fictie met schoonheid, met esthetiek. Dit boek gebruikt de realiteit en de feiten als basis, elke plek is een echte plek, maar ik heb ze gekozen vanuit esthetisch perspectief. In het middendeel is veel bedacht, daar heb ik veel vrijheid genomen.”


STIJL
,,Ik heb een fascinatie voor Engelse syntax. Ik hou van zinnen die een soort psychologie hebben in hun vorm. De grootste meester in het Engelse taalgebied is wat dit betreft Henry James. Hij schreef zinnen die in zichzelf een denkhandeling zijn. Je ziet de geest bewegen. Je ziet de geest zichzelf vragen stellen, teruggaan en zichzelf verbeteren. Dat spreekt mij erg aan. Schrijvers die dat ook hebben zijn Thomas Bernhard, W.G. Sebald en Javier Marías. Zij zijn voor mij de heilige drie-eenheid van de moderne prozastijl. Ze slagen er in hun romans van het bewustzijn in de ervaring van denken op het papier krijgen.”


ZINNEN
,,Eerst was ik operazanger. Mijn opleiding aan het conservatorium was ook mijn eerste training in literatuur. Ik had een docent gespecialiseerd in Duitse liedkunst. Zingen is een atletische bezigheid. Het hele lichaam is er bij betrokken. Het maakt je bewust van de fysieke kant van taal.  De lange zinnen die ik schrijf zijn beïnvloed door de lange belcanto-zinnen die ik moest zingen. Als ik een zin schrijf, voel ik soms dat ik zoek naar de vorm die Die Vier letzte Lieder van Strauss krijgen bij Jessye Norman. Daar komt het vandaan. Ik ben geobsedeerd door zinnen.”
,,Zingen doe ik niet meer. Ik heb ooit bewust besloten nooit meer op te treden. Schrijven bevredigt dezelfde impulsen, heb ik gemerkt. Dit komt ook omdat ik de muziek pas op mijn 14de heb ontdekt. Muziek was een tweede taal voor mij. Ik kon er intellectueel niet meer zo dichtbij komen als anderen die er als kind al me bezig waren. Mijn beste vriend is een dirigent die piano kon spelen voordat hij kon spreken en muziek kon lezen voordat hij woorden kon lezen. Dat haal je niet meer in. Op een gegeven moment werd me dat te frustrerend.”


POËZIE EN PROZA

,,Met poëzie had ik wel het idee dat ik die mij volledig eigen kon maken. In een gedicht van Yeats kon ik de onzichtbare structuur en logica wel zien en niet in muziek. Maar ook de poëzie heb ik achter me gelaten. Ik heb geen poëzie meer geschreven na deze roman. Ik voelde dat dit beter was dan mijn poëzie. Het boek heeft mijn poëzie verwoest. In proza voelde ik me vrijer. In proza kon ik mezelf verrassen. Een zin volgen, de energie van een zin volgen en aankomen in een ruimte met mogelijkheden. Bij poëzie had ik het gevoel dat mij bij elke volgende zin de mogelijkheden werden ingeperkt. En ik kon van elke beweging die ik maakte in een gedicht zien in welke gedichten die bewegingen ook zaten. Wat ik nu doe, dacht ik dan, heb ik van Elizabeth Bishop. Zo breekt ook zij haar zinnen af.”


FALEN

,,Ik ben niet voor naïviteit in de kunst. Traditie is belangrijk voor mij. Maar bij poëzie hoorde ik steeds de docenten van de poëzieworkshop er doorheen. Kunst maken is falen, dag na dag. Accepteren dat je nooit bereikt wat je wilt. Je bereikt nooit dat wat het idee was achter de impuls waardoor je aan het werk ging. Bij poëzie zie ik dat dichters iets willen maken dat aan de norm voldoet,  aan de criteria uit het handboek. In plaats van dat ze iets maken dat gewaagd is, risicovol, eerlijk. Terwijl dat is wat ik waardeer in kunst. Ik houd niet van perfectie, niet van dingen die gepolijst zijn. Ik houd ervan dat je voelt dat er risico aan vast zit. Dat er iets op het spel staat. Dat voelde ik zelf bij proza.”
,,Het is goed om de ervaringen van de opera en het dichten te hebben. Omdat een schrijver alles kan gebruiken. Het grote voordeel van schrijverschap is dat niets in je leven er niet toe doet. Er is geen enkele periode in het leven van een schrijver die niet bijdraagt aan het werk. Er zijn geen verloren jaren, geen doodlopende wegen. Alles wat de schrijver is en door hem heengaat, gaat in het boek. Wat de ervaringen ook zijn, dat geeft vorm aan het boek. De kunsten spreken met elkaar en verrijken elkaar. Boeken zijn niet alleen gemaakt van andere boeken, maar ook van schilderijen en muziek.”

BULGARIJE EN AMERIKA
,,Pas in Bulgarije zag ik dat ik een Amerikaan was. Ik kwam uit een land dat volledig  overtuigd is van zijn eigen belangrijkheid. Zo zeker dat de eigen geschiedenis belangrijk is, dat de politiek er toe doet. Verfrissend om in Bulgarije aan te komen, het armste land van de EU. Een land dat voortdurend is overheerst door andere landen en volken. Waar mensen leven met het gevoel dat het niemand ook maar iets interesseert wat daar gebeurt. En dan daar jonge mensen onderwijzen, is zo waardevol, ook voor mijzelf. De wereld bekijken vanuit hun perspectief is louterend.”
,,Het zou goed wanneer meer Amerikaanse schrijvers zo’n ervaring zouden opdoen. Amerikanen zijn zo op zichzelf gericht. Waar ik me het meest zorgen over maak bij schrijvers is dat ze veelal op één taal zijn gericht. Ze lezen veel te weinig buitenlandse literatuur. Terwijl literaire innovatie, ook in het Engels, altijd is voortgekomen uit de botsing met culturen en talen. De Renaissance in Engels kwam nadat Thomas Wyatt Italiaanse dichters had gelezen, de Romantiek nadat Coleridge zich op Duitse filosofen had gestort en het Modernisme omdat Eliot en Pound Franse en Italiaanse dichters lazen. In de VS nu, in de UK minder, voel ik dat literatuur vooral een conversatie is met zichzelf. Terwijl je van de VS al niet eens meer kunt volhouden dat het een eentalig land is. Het is politiek beladen, maar zo is het. Er zijn meer Spaanssprekende mensen in de VS dan in Spanje. Het is een tweetalig land. Elke Amerikaan zou ook Spaans moeten kunnen spreken. Met elke taal groeit bovendien je wereld.”

Garth Greenwell: Wat van jou is.
Vertaling: Adriaan Krabbendam.
238 blz., 19,99 euro.
Atlas Contact